Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)
(1863)–Nicolaas Beets– AuteursrechtvrijNicolaas Beets, Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861). De erven F. Bohn, Haarlem 1863
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 249 B 12, scans van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861) van Nicolaas Beets uit 1863.
redactionele ingrepen
p. 44, deel I: eu → en: 'Uw eer roept luidkeels en de tafelplichten spreken'
p. 171, deel II: het foutieve paginanummer 107 is gewijzigd in 171.
p. 172, deel II: het foutieve paginanummer 168 is gewijzigd in 172.
p. VII en 1, deel II: tussen vierkante haken zijn koppen toegevoegd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (II, IV, VI, 2, 108, 160, 172, 182, 196, II, IV, VI, 54) en pagina's met advertenties (195) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
VERSTROOIDE GEDICHTEN.
[pagina III]
GEDICHTEN
van
Nicolaas Beets.
haarlem.
erven f. bohn.
[pagina V]
VERSTROOIDE
GEDICHTEN
UIT VROEGER EN LATER TIJD
(1831-1861)
VAN
NICOLAAS BEETS.
EERSTE DEEL.
TE HAARLEM, BY
DE ERVEN F. BOHN.
1863.
[pagina I]
VERSTROOIDE GEDICHTEN.
[pagina III]
GEDICHTEN
van
Nicolaas Beets.
haarlem.
erven f. bohn.
[pagina V]
VERSTROOIDE
GEDICHTEN
UIT VROEGER EN LATER TIJD
(1831-1861)
VAN
NICOLAAS BEETS.
TWEEDE DEEL.
TE HAARLEM, BY
DE ERVEN F. BOHN.
1863.
[pagina 165]
INHOUD.
Iste DEEL.
Schikking naar Tijdsorde, na verdeeling in Oorspronkelijk en Nagevolgd, is verkieslijk geacht. Slechts hier en daar is men, het zij uit typografische, het zij uit andere, blijkbare, redenen, het zij by vergissing, daarvan afgeweken.
OORSPRONKELIJK.
Het Maartsch viooltjen | Blz. 3 |
Wenschen | Blz. 6 |
Aan een vondeling | Blz. 7 |
Loon naar werken | Blz. 14 |
Maria op den kruisberg | Blz. 15 |
Zwijgen | Blz. 22 |
Aan de starren | Blz. 26 |
Troosten | Blz. 29 |
Grafgebloemte | Blz. 30 |
[pagina 166]
Raad | Blz. 32 |
Rijmelary | Blz. 33 |
Verjaarvaarzen | Blz. 40 |
Ada | Blz. 45 |
Stil is de nacht | Blz. 47 |
Zangstukjen | Blz. 49 |
Brenda | Blz. 51 |
O vraag niet wat wellust de dichter geniet | Blz. 52 |
Maria | Blz. 54 |
Aan Serena | Blz. 57 |
Aan den dichter J. van Walré | Blz. 60 |
Kusers klacht | Blz. 62 |
Lof. In een Album | Blz. 65 |
Hannaas leed | Blz. 67 |
Hannaas lied | Blz. 69 |
DE ZWARTE TIJD | Blz. 71 |
De leidsche burcht | Blz. 102 |
VOLKSLIEDEKENS. 1838, 1839 | Blz. 107 |
Het putjen van Heilo | Blz. 109 |
[pagina 167]
Armôe | Blz. 111 |
Duinzang | Blz. 113 |
De conducteur | Blz. 115 |
Moed houden | Blz. 118 |
Jantjen | Blz. 120 |
Matrozenlied | Blz. 122 |
Maartjen van Schalkwijk | Blz. 124 |
Bruiloftslied voor Truitjen | Blz. 126 |
Zwaarhoofd | Blz. 128 |
Het boertjen van Heemstede | Blz. 131 |
Grootmoeder | Blz. 134 |
Groothouden | Blz. 136 |
Zaansch liedeken | Blz. 138 |
De Damiaatjens | Blz. 139 |
[pagina 168]
Willem I. | Blz. 141 |
Bladvulling | Blz. 142 |
Aan de bruid van den erfprins | Blz. 143 |
Jongensmijmering | Blz. 145 |
Aan een gestorven kind | Blz. 148 |
1 Korinthe XIII | Blz. 151 |
Een lied | Blz. 155 |
Gezangen voor de kinderen eener diaconieschool | Blz. 156 |
Eva | Blz. 159 |
De moeder des Heeren | Blz. 171 |
Simon petrus | Blz. 181 |
[pagina 169]
IIde DEEL. | |
OORSPRONKELIJK. | |
Haarlemmermeir-zangen. 1838-1855 | Blz. 1 |
I. De Aalsmeerder Boer aan het Haarlemmer meir in 1838 | Blz. 3 |
Toelichting | Blz. 7 |
II. Het Haarlemmer meir in 1850 | Blz. 8 |
Toelichting | Blz. 10 |
III. De Leidsche Visscher en het Haarlemmer Meir in 1852 | Blz. 11 |
Toelichting | Blz. 12 |
IV. Het Haarlemmer Meir uitgemalen. 1853 | Blz. 13 |
Aanteekening | Blz. 14 |
V. Wapen voor de Gemeente ‘Haarlemmermeer’ 1855 | Blz. 15 |
Aanteekening | Blz. 16 |
[pagina 170]
Jan | Blz. 17 |
Steenvruchten | Blz. 17 |
Twee lichten | Blz. 17 |
Geen genade | Blz. 18 |
Vlekken in de zon | Blz. 18 |
Oud en nieuw verbond | Blz. 18 |
Benöni | Blz. 19 |
Nazomer | Blz. 20 |
Zomerdag | Blz. 22 |
Vrede | Blz. 23 |
Aan den heiland | Blz. 25 |
Johanna Gray | Blz. 26 |
Dichtluim | Blz. 33 |
Wanneer de kindren groot zijn | Blz. 34 |
Geen kruis, geen kroon | Blz. 38 |
Doorgraving van holland op zijn smalst | Blz 40 |
Hooge school | Blz 42 |
Voorjaar | Blz 43 |
Hollandsch huishouden | Blz 44 |
Echte dichtgeest | Blz 46 |
By de beeltenis van Z.M. den Koning | Blz 47 |
Aan mijne landgenooten in february 1861 | Blz 48 |
Vragen aan den Schepper | Blz 51 |
[pagina 171]
NAGEVOLGD. | |||
Ossiaan aan de zon (Macpherson) | Blz. 55 | ||
Colma. Ossiaan toegeschreven (Macpherson) | Blz. 57 | ||
Bruilofts beurtzang (Catullus) | Blz. 61 | ||
Lydia (Cornelius Gallus toegeschreven) | Blz. 65 | ||
Eer (Boileau) | Blz. 67 | ||
Lizette (Th. Haynes Bayly) | Blz. 68 | ||
Verveling (Walter Scott) | Blz. 72 | ||
Het ergste (Walter Scott) | Blz. 76 | ||
De harp (Walter Scott) | Blz. 77 | ||
De kavalier (Walter Scott) | Blz. 80 | ||
Ridder kuno (Walter Scott) | Blz. 82 | ||
Lied van annot lyle (Walter Scott) | Blz. 91 | ||
Aan brigitta (Walter Scott) | Blz. 93 | ||
't viooltjen (Watter Scott) | Blz. 94 | ||
Liefde (Walter Scott) | Blz. 95 | ||
Elsjens gelofte (Walter Scott) | Blz. 97 | ||
De nacht voor St. Jan (Walter Scott) | Blz. 99 | ||
Het meisjen van toro (Walter Scott) | Blz. 112 | ||
Naar lord Byron | Blz. 114 | ||
Dichterban (Walter Scott) | Blz. 115 | ||
Op de vraag: ‘Hoe ontstaat de liefde’ (Lord Byron) | Blz. 116 | ||
Heiltrude (Walter Scott) | Blz. 117 | ||
Turksch lied (Lord Byron) | Blz. 119 | ||
Tasso in den kerker (Lord Byron) | Blz. 121 | ||
De speelnoot (Uit het Engelsch) | Blz. 124 | ||
Trouw (Moore) | Blz. 125 |
[pagina 172]
Zwart en blaauw (Moore) | Blz. 127 | ||
Liefde (Wilbye) | Blz. 128 | ||
De ridder van St. Jan (Uit het Engelsch) | Blz. 129 | ||
De gondelier (Casimir de la Vigne) | Blz. 130 | ||
Budders grafschrift voor hem zelven | Blz. 132 | ||
Aan den vader eener heilige nonne (Vittorelli) | Blz. 133 | ||
Volksgunst (Barbier) | Blz. 134 | ||
To a destined nun (Hasebroek) | Blz. 140 | ||
Reeds daagt het in het oosten | Blz. 145 | ||
Aanteekeningen | Blz. 149 | ||
De beste vriend (Uit het Hoogduitsch) | Blz. 152 | ||
Roem | Blz. 153 | ||
Genot | Blz. 153 | ||
Onder 't vreemde juk (Rückert) | Blz. 154 | ||
Naar rückert I. II | Blz. 155 | ||
Afscheid (Uit het Hoogduitsch) | Blz. 156 | ||
Morgenwekker (Longfellow) | Blz. 158 | ||
Voor de gevallenen (Victor Hugo) | Blz. 159 | ||
Twee wrakken (Hermann Ling) | Blz. 160 | ||
Eindlijk (Uit het Hoogduitsch) | Blz. 163 |