Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Aan Brigitta. (Walter Scott.) O zeg niet, melief! zoo bedrukt van gelaat, Dat de lente uwer jeugd is verloopen, Noch verwijs my naar vrouwen in bloeiender staat, Tot een heil waarop gy my deedt hopen. Sier de bloeiende April zich met wingertloof 't hoofd, Als zijn ranken uit speelsheid zich krullen, 't Is de gloeiende August, die den druiventros stooft, Om den beker der weelde te vullen. Eener nimf was uw leest eens, zoo slank en zoo rank; Ik beken dat de tijd haar vergroofde; Eener ster in uw oogen de vonklende sprank; Ik beken dat de zorg haar verdoofde. Maar genoeg dat uw tred zich nog driftig versnelt, Om na afzijn me aan 't harte te drukken; En genoeg dat uw oog my de liefde nog meldt, Die weleer onze jeugd mocht verrukken. Vorige Volgende