Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)
(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij
[pagina 149]
| |
Aanteekeningen.De Romance: Het daghet uyt den Oosten behoort zekerlijk, gelijk tot de oudste, zoo ook tot de bevalligste onzer Dietsche Liedekens. Daar is eene losheid van teekening, eene bevalligheid van wendingen, en eene geestigheid van uitdrukking in, welke de meeste voortbrengselen uit het bloeiend Romancen-tijdvak van latere dagen vruchteloos hebben zoeken te treffen. Het namaaksel verried zich al te dikmaals, en de kleur van den tijd, die men aan deze kunstvoortbrengselen geven wilde, had iets opgedrongens en oneigens. Het is hier een tooneeltjen uit den Riddertijd, door een dichterlijken geest van die dagen gegrepen, en met de teekenpen van die dagen uitgevoerd. Daar is eene zachte naïve aandoenlijkheid in den toon van het geheel, die tot het hart spreekt, en zoo dichterlijke verdienste in al de deelen, als men moeilijk in eenig ander lied onzer Oudheid zal erkennen. De tijd, waarin de Romance geschreven is, is onzeker. Brederode heeft ze ons, door zijn spel van roemer en margaretha, bewaard; men vindt ze in zijne Werken. Toen reeds was zy een oud lied, en de bezongene gebeurtenis is zeker nog ouder, en mag, volgens le jeune, van de 13de of 14de eeuw zijn. ‘Er is’ zegt deze smaakvolle verzamelaar onzer volksgezangen, ‘eene flaauwe overeenkomst in met de lotgevallen van caliste van Florence, waarop het beroemde treurspel The fair Penitent, door colardeau in het Fransch overgenomen, gegrond is.’ Hoe het zij: ‘Het daghet uyt den Oosten,’ was lang een geliefd lied by de Hollanders, en vele andere werden op die tedere melodie gezongen, als uit onze oude Liedeboekskens blijkt. Hooft schreef er zijn: ‘Zal nemmermeer gebeuren my dan na dezen stond,’ op, en 't moet betooverend geweest zijn, dit door de geestige visschertjens te hooren zingen. Wat de melodie zelve aangaat, zy komt voor in de ‘Souter Liedekens’ te Antwerpen in 1540 gedrukt, en wordt door hoffman (Fallerslebensis) in zijne Horae Belgicae medegedeeld. (Zie willems: Essai Historique sur | |
[pagina 150]
| |
le Chant). Wy hebben het der moeite waardig geacht die in der tijd in den Gids te doen plaatsen, en onze vriend, de Heer viotta, heeft ze eene dergelijke vernieuwing doen ondergaan, als waaraan wy den tekst onderwierpen, en die hy ons vergund heeft daarby mede te laten drukken. Zie hier, wat hy my over de oude muzijk schreef: ‘De bovenste regel is de zang-melodie, en de onderste is eene gebrekkige Basso continuo, waaronder dus de woorden eigenlijk niet moesten staan. Het stukje komt my voor in eenen Phrygischen toonaart geschreven te zijn, en kenmerkt zich door het eenvoudige en gemoedelijkeGa naar voetnoot(1) van de volksgezangen der vroegere eeuwen; de toonsoort (A mineur), en het ongedwongene der maatsoorten (nu eens C, dan wederom ¾), alsmede de beperkte omvang van slechts één octaaf staan daarmede in verband. Het door my geleverde is niets anders dan eene voor onzen tijd beter gepaste copie der oude melodie, waarby ik denzelfden Basso continuo behouden heb, naar de behoefte onzer dagen, uitgewerkt.’ - (Zie Gids, Mengel. I.D., tegenover bladz. 234.) Couplet. 3. Mijn troost, mijn waerde groet.
Groet beteekende oorspronkelijk heil (salus), ofschoon het tegenwoordig
alleen voor zijn derivaat begroeting (salutatio) wordt gebruikt. Couplet 4. Ick legg' in mijn liefs armen,
Met grooter eerwaerdigheydt.
Eerwaerdigheydt, d.i. eerbaarheid (honestas). Zoo ook by hooft.
Couplet 6. En sy ging eenen gang.
Eenen gang, dat is, in der ijl, zeer snel. Nog zegt men: dat gaat
een gangetjen. Eenen is hier lidwoord, naar het Vlaamsche taaleigen, voor een. Daer sy hem verslaghen vant.
Vant moet hier op gang rijmen. En van zulk eene rijmsoort vindt men
in onze oude liedtjens zoowel als in onze hedendaagsche straatdeunen, en sommige spreekwoorden, vele voorbeelden. (Die 't kleine versmaadt
Is 't groote niet waard.
en dergelijke.)
| |
[pagina 151]
| |
Een ander voorbeeld heeft men in Couplet 13, waar droegh op groef moet rijmen. Men weet, dat het Spaansche gehoor geene andere dan deze rima assonante vergt. Ook de kinderen zijn er ten onzent mede tevreden. Erger is het in Couplet 12, waar vreef en verbondt op geenerlei wijs rijmen; maar er is in ‘wonden verbondt’ iets tot compensatie gedaanGa naar voetnoot1). Couplet 15. En dragen de swarte wylen; Wylen; wyl, weil, wiel; Engelsch vail, veil, Fransch voile, Latijn velum, velamen (contr. flamen), Hollandsch falie.
1837. |
|