Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Vragen aan den schepper. Hoe noemt Gy, wat wy Leven noemen, O Gy, die leven Doet? De hoogste wijsheid, waar we op roemen Valt duizlende u te voet. Wy zien de werkingen, wy binden Ze tot een Denkbeeld zaam, Maar kunnen 't Leven-zelf niet vinden, En kennen slechts een Naam. Wat zijn het dat wy Krachten heeten? Ook dit een leêge galm. De korte ketting van ons weten Breekt af by dezen schalm. Hier hangt de sluier, hier ontwaren Wy d' afgrond, die ons stuit, Schoon velen in de diepte staren, Wat stervling vorscht haar uit? [pagina 52] [p. 52] Wat is die Ziel, die we in ons voelen, Dit Meer - dan - vleesch - en - bloed, Dat ons begeeren, willen, woelen, U ondervragen doet? Hoe hangt zy met dit stof te zamen, Doordringt het, dient, beveelt?... Spreek! Leer die wijsheid zich te schamen Die slechts met woorden speelt. Wat dunkt U van 't geen wy erkennen Als Wetten voor 't Heelal, Zelfs door uw Almacht niet te schennen, Of alles kwaam ten val? Gy zwijgt. Dit is, op vele vragen, Uw eenig andwoord, Heer! Maar, waar wy deze laatste wagen, Ziet gy met Deernis neêr. 1861. Vorige Volgende