Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Aan mijne landgenooten, in february 1861. Dankt allen God en weest verblijd, Omdat gy Nederlanders zijt! Dien Naam, die Eer, dien Zegen Hebt gy van Hem verkregen. Die Naam, bekend van Noord tot Zuid, Schiet als een star zijn stralen uit, En licht, wat wende of keere, U voor op 't pad der eere. Die Eer, het erfdeel van uw bloed, Verheft uw hoofd, verhoogt uw moed. Der Vaadren Goed mocht minderen: Hun Glorie kroont de kinderen. [pagina 49] [p. 49] Die Zegen tart den schoonsten schijn, Want schooner niet dan Vrij te zijn! Laat Groote volken brallen: De Vrije gaan voor allen. Dankt allen God en weest verblijd, Omdat Gy Nederlanders zijt! Waar zoo veel volken klagen, Kunt gy van heil gewagen. Geen openbaren dwingeland Hebt gy te bieden wederstand, Geen broederkrijg te sussen, Geen twistvuur uit te blusschen. Geen vijand dreigt voor grens of stad, Geen roofzucht scheert uw akkers plat, Of keert, voor de open haven, Den schat der Oostergaven. Men ziet by u, hoe ver men trekk', Geen Weelde spotten met Gebrek, En weduwen en weezen Wel treuren, maar niet vreezen. [pagina 50] [p. 50] Als kindren van één groot gezin, Bindt u de band der broedermin: Laat scheuren dam en dijken, Die band zal niet bezwijken! Ja, dam en dijk bezwijke en zwicht', Die broedermin treedt meer aan 't licht; Tot heeling aller wonden Wordt zy getrouw bevonden. Dankt allen God en weest verblijd, Omdat gy Nederlanders zijt! Laat nooit het bloed der Vaderen Verbastren in uw aderen! Voert, voert der Vaadren eer in top, Richt marmerzuil en standbeeld op; Maar dat de laatste zonen Zich hunner waardig toonen! Vorige Volgende