Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] O vraag niet wat wellust de dichter geniet. O Vraag niet wat wellust de Dichter geniet, Als het blosjen der Schoonheid bezwijkt op zijn stem; Als de Ontroering in tranen versmelt voor zijn lied, En de sterkte des Mans zich vernedert voor hem; Als de Weêrzin, ontwapend, het hoofd buigt ter aard, Als een rimpel van ernst, zich vertoont op 't gelaat Van wiens hart voor genoegens en ijdelheên slaat, En de juichtoon des dartlen een poostijd bedaart; Als de Trots zich ter neêr buigt, de Boosheid verbleekt, En het hart van den Edelen zwelt, waar hy spreekt. Maar verstomme de lof, en verdorre de kroon; Breek de faam haar bazuin, die zijn glorie verhief; Van haar zwellend geluid wacht geen Dichter zijn loon, [pagina 53] [p. 53] En geen volksgunst, geen ophef, hoe luid, is hem lief. Zou een Koning hem loonen met paarlen en goud, Of verhoogt hem het teeken eens ridders de borst, Die gebied voert tot zelfs op het hart van den vorst, En zijn adel van God en de hemelen houdt? Is de beuzlende lofspraak der wareld hem waard, Hem wiens taal profecy is en niet van deze aard? 1834. Vorige Volgende