Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)
(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij
[pagina 51]
| |
Brenda.
De vorm is lieflijk, die uw schoone ziel omsluit,
En zuiver is die ziel en schittert heerlijk uit;
Ze is ‘als een blinkend zwaard in een fluweelen schede’;Ga naar voetnoot1)
Maar zonder scherpte of spits voor wien zy zich ontbloot,
Een werktuig slechts van liefde en vrede,
En dat met wonden dreigt noch dood.
O Gy, die niemand kwetst, wie zou U kwetsen kunnen?
Die al wat leeft bemint, wie leeft en mint u niet?
Wie, dien gy d' aanblik van uw lief gelaat wilt gunnen,
Die niet in iedren trek uw vriendlijk harte ziet?
Wien, die uw zachte stem slechts eenmaal aan mocht hooren,
Verrukte niet die toon, zoo liefdrijk en zoo zacht?...
- O Gy die allen kunt bekoren,
Zeg, zijt gy van een aardsch geslacht?
Dan zeker zijt ge in 's Hemels gunst geboren,
Opdat gy, schoon naar lichaam en naar ziel,
Een menschdom, dat het beeld der Godheid heeft verloren,
Herin'ren zoudt uit welk een toestand het verviel.
1834. |
|