Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Ada. Uw lok is zwart - zwart zijn uw wenkbraauwbogen, Maar uw gelaat en voorhoofd lelieblank; Uw pinkers zwart, maar teder blaauw uw oogen, En zacht van gloed het blosjen op uw wang; Een zwarter oog voegde aan die zwarte lokken, Een donkrer tint aan blosjens en gelaat, Of 't lelieblank van rozerood doortrokken, En 't blaauwend oog een blonder hoofdsieraad. Maar neen! in u moest al het schoon zich paren, Dat ooit natuur in blond vertoonde en zwart, Uw schoonheid moest geheel uw zeldzaam hart, Uw hart geheel uw zeldzaam schoon verklaren. Want in dat zwart van lok en wenkbraauwbogen Spreekt heel de kracht van uw standvaste ziel, De fiere moed die u ten deele viel; En in het blaauw van die zoo hemelsche oogen [pagina 46] [p. 46] De zachtheid van dat liefderijk gemoed, Dat nooit door drift of hartstocht wordt bewogen, Maar alles warmt en koestert in zijn gloed. Dat dubbel schoon is dubbel van vermogen, Het bruine toch stort Hulde en Eerbied in, En 't blonde - tederheid, en - o vergeef het - Min. 1833. Vorige Volgende