Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] Het meisjen van Toro. (Walter Scott). Het zonlicht daalde op Toroos meir Met zwakker gloed en matter goud, En 't windtjen schudde zacht, in 't woud, De blaadren heen en weêr: Een meisjen zat daar overschoon, Maar nat van oog en bleek van koon, Helaas! aan 't arme kind Ontzonk de hoop, ontzonk de moed, Zy paarde tranen aan den vloed En zuchten aan den wind. ‘O Heilgen, die daar boven throont, Van waar gy, goed en zacht van aart, Tot zegen nederziet op de aard', Eens door u zelv' bewoond! O lieve, zuivre Moedermaagd! [pagina 113] [p. 113] Tot wie geen droeve vruchtloos klaagt, Aanschouw mijn smart, mijn angst: Wend nood en dood van Walter af, Of stort Lenore in 't vroege graf, Haar eenigste verlangst.’ Al verder klonk het krijgsgedruisch, Al zwakker werd de wapenklank - En aanvalkreet en zegezang Versmolt in 't windgeruisch: Met ingehouden adem staart De droeve bosch- en heuvelwaart, En zucht en weent - o schrik! Een krijgsman naakt met tragen tred, Geopend is zijn krijgshelmet, En onheil spreekt zijn blik. ‘O red, schoon Meisjen! red u, spoed U voort! reeds vlucht geheel ons heir, En die u voormaals heeft behoed, Die dappre - leeft niet meer... O red u - waarom nog gemard? Een lanspunt trof uw Walters hart, Ginds ligt hy - dood en koud - O red u - haast u, schoone Maagd! Straks komt de vijand opgedaagd, Reeds nadert hy door 't woud.’ [pagina 114] [p. 114] En naauwlijks was des Moeden stem Tot 't geven van't bericht in staat, En zy, met doodszweet op 't gelaat, Maar naauwlijks hoort zy hem. Ach! koud en machtloos zeeg zy neêr; En toen de zon voor Toroos meir Ook nederzeeg in 't wachtend west, Toen was 't voor hem en haar voor 't lest. 1833. Vorige Volgende