Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] Aan den vader eener heilige nonne, in naam eens vaders, wiens dochter kortelings, en na naauwelijks gehuwd te zijn, overleden was. (Vittorelli.) Het was een beeldschoon kroost dat ons de Hemel gaf, Beeldschoon en deugdzaam, en een vreugde voor ons harte! Maar Hy bestemde dat tot eedler doel, o smarte! En zag ons beider telg, en vroeg ze ons beiden af. Mijn dochter, wie de dood de ontglimmende echttoorts bluschte, Werd plotsling, ach! te vroeg! een prooi van 't aaklig graf, En de uwe zondert zich in 't heilig klooster af, En schikt voor eeuwig zich ter wareldvreemde ruste. Maar gy voor 't minst, schoon hout en ijzer u verbiedt Dat ooit uw lievling voor uw vaderoog verschijne, Hoort somtijds nog de stem van die uw oog niet ziet; Maar ik snel vruchtloos naar het marmer dat de mijne Verbergt, en klaag, en ween er bittre tranen by; En klop, en klop alweêr! Maar niemand andwoordt my. 1831. Vorige Volgende