Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] De conducteur. De Conducteur zat op den bok, Van Amsterdam naar Leiden. Hy droeg een zwart fluweelen pak Met koopren knoopen, en hy stak Den horen tusschen beiden. De Conducteur zat op den bok, Van Amsterdam naar Leiden. Hy had een zilvren plaat op 't hart; Zijn wang was bruin; zijn hair was zwart; Zijn oog zoo tusschen beiden. De Conducteur zat op den bok, Van Amsterdam naar Leiden. Hy reed, met krasse blessen voor, Halfweg voorby en Haarlem door, En zuchtte tusschen beiden. [pagina 116] [p. 116] De Conducteur zat op den bok, Van Amsterdam naar Leiden. Hy reed, met maal en horen om, Door Bennebroek en Hillegom, En lachte tusschen beiden. De Conducteur zat op den bok, Van Amsterdam naar Leiden. Hy reed de lomm'rige eikendreef Van Hillegom tot Lis, en wreef Zijn handen tusschen beiden. De Conducteur zat op den bok, Van Amsterdam naar Leiden. In Sassem zag hy elken dag Een meisjen, dat uit 't venster lag, En groette 't tusschen beiden. De Conducteur zat op den bok, Van Amsterdam naar Leiden. Op 't laatst, het koele groeten moê, Wierp hy 't lief kind een lonkjen toe, Een zoenhand tusschen beiden. [pagina 117] [p. 117] De Conducteur zat op den bok, Van Amsterdam naar Leiden. Hy had nu al zoo lang geknikt, Geglimlacht en verliefd geblikt, 't Verdroot hem tusschen beiden. Eens zat een ander op den bok, Van Amsterdam naar Leiden. Maar op het Rechthuis heeft de Schout Aan 't Sassemsch meisjen hem getrouwd, En heil gewenscht aan beiden. Nog zit hy daaglijks op den bok, Van Amsterdam naar Leiden, Maar 's morgens eer hy 't rit begint, Zegt hy goêndag aan vrouw en kind, En geeft een zoen aan beiden. Vorige Volgende