Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] Armoè. Ik wou dat 'k had Een grooten schat, Van Guldens en van Zeeuwen; Ik leî daarom mijn werk niet neêr, Noch zou gaan leven als een heer, Of als een luiaart geeuwen. Ik zond mijn zoon Niet met der woon Naar Leiden op studeeren, Noch hing mijn kinders en mijn wijf Een kapitaal van goud aan 't lijf, Of opgepronkte kleêren. [pagina 112] [p. 112] 'k Bleef by mijn vak; 'k Zou geen gemak Vóór dat ik oud werd wenschen; Maar weet je wat ik liever wou? Het is van 't jaar zoo'n bittre koû, Voor zoo veel arme menschen. Ik gaf zoo graag, Maar voel gestaag Mijn zakken plat en ledig; Nu wensch ik ieder oogenblik, Dat al wie meer bezit dan ik, Der armen nood bevredig. Vorige Volgende