Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Nazomer. Reeds begint de spin haar rag Overal te weven; Korter wordt de zomerdag, Korter wordt het leven: Maar in 't rijp en rijpend graan, Maar in halm en schoven, Lacht de goedheid Gods ons aan, Die wy dankbaar loven. Die het rozenbed beschouwt, Wordt geneigd tot treuren; Maar de boomgaard blinkt van goud, En de druiven kleuren. Ook de roode lijsterbes Gloeit zoo schoon als immer... Vogels! volgt-mijn wijze les: Plukt haar nu - of nimmer. [pagina 21] [p. 21] Eerlang hangt de valsche boog In het vreemde lommer; 't Late besjen lokt uw oog, En gy ducht geen kommer. Maar, verborgen voor uw blik, Door den moord geweven, Gaapt de paardenhairen strik Naar uw schuldloos leven. Lieve kindren! elk genot Is aan tijd gebonden; Smaakt het, met een oog op God, En ter rechter stonden. Die van geen genoegens weet Die hy niet mag rekken, Zal zich een gedurig leed, Of den dood verwekken. 1857. Vorige Volgende