| |
| |
| |
Zwijgen.
Die zijnen mond bewaart, behoudt zijne ziele.
Salomo.
Ons stormen over 't hoofd,
Verdriet het hart doet bloeden
Waar vreugde werd beloofd,
Als 't duister is voor de oogen
Door hoop en waan bedrogen,
Het leven pijnlijk wordt,
Dan, schoon een zucht moog stijgen,
Daar 't hart Gods wil niet tegenmort.
Dan, met Zijn Woord in 't harte,
Als steun en blijvend goed,
Den kreet der felle smarte
De hardste geesselslagen,
| |
| |
Het moeilijkst kruis te dragen
En, wat ons moog bejegenen,
De slaande hand te zegenen,
Zie daar wat Mannen, Christnen past.
Met eer te zien gekroond,
Het goede 't deel des Boozen,
Geen Deugd van smart verschoond,
Lichtzinnigheid voorspoedig,
De Domheid op den throon,
Godsdienstigheid verstooten,
Ondankbaarheid des warelds loon;
Niet grimmig uit te varen
Hoe hoog de weêrzin gaat;
Geen God te na te spreken,
Die zulk een wareld duldt;
Maar wat Hy draagt verdragend,
Naar 't Hoe, noch Waarom vragend,
Waar Hy zijn wijzen raad vervult:
| |
| |
Zie daar wat ik moet leeren;
Dat ik, naar uw begeeren,
Laat me, in mijn jonge jaren
Alreeds, mijn mond bewaren,
Zoo hoede ik ook mijn ziel!
Bewaak gy zelf mijn lippen,
Dat niets ze moge ontglippen
Dat aan uw luistrend oor misviel!
Laat my, by Zien en Hooren,
Ook Zwijgen, tot mijn baat.
Geen leerkans ga verloren,
Leer my de Spotzucht dooven;
Zy komt zoo dikwijls boven
En maakt het vreeslijk bang;
De Gramschap binnenhoûën,
En mijnen mond beschouwen
Als oefenplaats voor zelfbedwang.
Laat me in den strik niet vallen
Van vijand of van vriend,
Van 't geen gezwegen dient;
| |
| |
Door zwijgen te overtreffen
Die vlugst ter tale zijn;
Leer my, door zwijgen, sparen,
En liefde en vreê bewaren, -
Maar dat ik nooit lafhartig schijn!
Neen! Zie ik de Onschuld lijden,
Uw Naam en Woord bestrijden,
Het Recht en de Eer verbreken -
O Geef my dan te spreken,
En schenk mijn' woorden klem!
En laat my niet vertsagen
Om zelfs mijn bloed te wagen,
Door 't wel besteden van mijn stem.
1832. Later gewijzigd en bekort.
|
|