De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave LI. Van den gouden vogel die spreken kon LII. Vuil prijken LIII. De wondervogel LIV. Het tooversabeltje. LV. Jezus is eerlijk LVI. Weer gelijk de menschen 't wenschen LVII. Goe dagen en patientie LVIII. Het hoentje met een poot LIX. De slechtheid van de menschen LX. Janneken en Mieken en de tooverheks Peetje Loo LXI. Zwart Janneken en wit Mieken LXII. Janneken en Mieken of de zingende beenderen LXIII Janneken en Mieken (Een ophoopend vertelsel) LXIV. De man die zichzelf niet meer herkent LXV. De eeuwigheid LXVI. De drie doodgeslagen bulten LXVII. De taal van de dieren LXVIII. Het levenskaarsken LXIX. 't Boerken en de ezelseieren LXX. Gelijk het zout LXXI. De drie verliefden op het kerkhof LXXII. De drie veeren van Vogel Veen LXXIII. 't Manneken, 't vrouwken en 't boontje LXXIV. De slimme mannen van Kessel LXXV-LXXXIII. Van die van Oolen en Hilleghem LXXXIV-XCII. Van de Walen XCIII. Van Woen en Thor XCIV. De twee leugenaars XCV. 't Zijn allemaal leugens XCVI. Van een die met liegen een prinses won XCVII. Liegen maar aan XCVIII. Nog een leugenvertelselken XCIX. Merci C. Onze Lieve Heer wist het beter CI. Wat de kruiwagen riep CII. Het arm Marieken CIII. Van een jongen met een sterk geheugen CIV. Onze Lieve Heer en de afgunstige vrouw CV. 't Strootje, 't erwtje, 't kooltjevier en 't boontje CVI. Dronken Peer CVII. Janneken in de maan CVIII. De twee dooven CIX. Als God neemt CX. De gierige pastoor CXI. De koopman en zijn drie dochters CXII. De hoovaardige prinses CXIII. Lang leven en vroege dood CXIV. Waarom de vrouwen klappeien zijn en waarom zij iets duivelachtigs hebben CXV. Joosken's half franksken CXVI. Ieder manneken heeft een ‘wolventanneken’ en ieder vrouwken heeft een ‘kattenklauwken’ CXVII-CXVIII. - Twee vertelselkens van Domme Lijn. CXIX. - Manneken Timpeltee CXX. Van drie gebroeders en acht wondere mannen CXXI. Ons Heer en de schoenmaker. CXXII. De varkens en de koeien. CXXIII. De doorgedanste schoenen van de prinses. CXXIV. Doctor Haat en Nijd. CXXV. De koopmanszoon van Antwerpen. CXXVI. Het toovergeweer. CXXVII. Het zwanenmeisje van den glazen berg. CXXVIII. Waarom er geen wevers in de hel komen. CXXIX. Het wondere tondeldoosje. CXXX. De slimme matrozen. CXXXI. De schoone droom CXXXII. De koppige vrouw CXXXIII. De schoone prinses in den wondertuin CXXXIV. Driemaal doodgeslagen CXXXV. Van een tooverheks die over hagen en heggen vloog CXXXVI. Het rood kasteel CXXXVII. De drie talen CXXXVIII. De waarzegger CXXXIX. De levende St. Rochus CXXXX. De eenoogige en de bult CXXXXI. 't Paart van den duivel CXXXXII. De gefopte koster CXXXXIII. 't Slim boerke CXXXXIV-CLXIII. Twintig kwelvertelsels CLXIV. Van een dief en een pastoor CLXV. De meid van den pastoor moet donderen CLXVI. De duiveltjes CLXVII. Waarom er geen maalders in de hel komen CLXVIII. De pastoor die geen Latijn kende CLXIX. De drie luiaarden CLXX. De drie lui gebroeders CLXXI. De koe die likkebaardde CLXXII. Smidje-Smee CLXXIII. De rijken in den hemel CLXXIV. Sinte Pieter en zijn vrouw CLXXV. Sinte Pieter en de arme vrouw CLXXVI. Het kasteel met de zeven gouden torens. CLXXVIV. Duimelingsken en de wolf CLXXVIII. Van de wolken en de oude manen. CLXXIX. 't Geld van den duivel CLXXX. Sneeuwwitje Aanteekeningen