De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 153]
| |
CXVI. Ieder manneken heeft een ‘wolventanneken’ en ieder vrouwken heeft een ‘kattenklauwken’aant.'t Oud grootmoederken van de werf, dat al lang dood is, vertelde altijd dat ieder manneken een ‘wolventanneken’ heeft en ieder vrouwken een ‘kattenklauwken’. - Ja! zei ze, ieder manneken heeft een ‘wolventanneken’, maar vóór ze getrouwd zijn, zit het heel van achter in hun mond, zoodat niemand het gewaar wordt. Eens getrouwd echter, staat het in eens van voor in den mond en altijd is het bijtens gereed. - Met de vrouwen, voegde zij er bij, is het niet beter gesteld: zij hebben een kattenklauwken en soms wel twee. Voor den trouw wordt men 't niet gewaar. Dan zijn 't poezelige pollekens, die ze laten zien, zacht en donzig lijk van zijde en fluweel. Maar eens getrouwd dan komen eerst de nagels er door en klauwen dat ze dan doen, bij 't eerste slechtgeplaatste woord. Ik zeg u maar dat! |
|