De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 152]
| |
CXV. Joosken's half frankskenaant.Joosken; de koeier, had eens een zende naar den baron gebracht en hij had van de baronnes een zilveren halffranksken gekregen. Dat was nu een buitenkanske voor de kermis, maar daar deze eerst op het eind van September plaats greep, juist als de appels rijp waren, moest Joosken zijn zilverlingsken ergens wegbergen. Waar zou hij het bergen? Hij kroop in den appelboom, koos een grooten, gezonden appel en stak er zijn half franksken in. Daar zou't wel niemand vinden! En alle dagen ging Joosken zien of de appel nog altijd aan den boom hing. En ja, hij bleef er hangen tot den dag van kermis. Toen klom Joosken 's morgens heel vroeg den boom in, trok den appel af en sneed hem door. Maar wie nu verwonderd stond te kijken was Joosken. Denk eens, het half franksken was met den appel meegegroeid en zoo groot geworden als een zilveren vijf-frank-stuk, maar toch stond er nog altijd op te lezen: ½ frank. |
|