De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 151]
| |
CXIV. Waarom de vrouwen klappeien zijn en waarom zij iets duivelachtigs hebbenaant.Niet zoodra had Onze Lieve Heer de vrouw gemaakt uit een rib van Adam, of deze was er met dat schoon schepsel van onder getrokken, nog voor zij de spraak had gekregen. 's Anderen daags was hij er echter mede terug, en hij zegde tot Onzen Lieven Heer: - Neen, dat is al te verdrietig! Ik kan met mijn vrouw niet eens spreken. Op al wat ik haar vraag kan zij niet antwoorden. - 'k Geloof het wel, zegde Ons Heer, ge waart ook zoo haastig om er mee van door te trekken. Ik had ze nog de spraak niet gegeven. Maar ginds zie, in 't aardsch paradijs, staat een boom, de boom van de spraak. Trek er een blad af en leg het haar op de tong. Zij zal onmiddellijk spreken. Adam ging er heen en, om zeker te zijn van zijn stuk, trok hij twee bladeren af en legde ze alle twee op de tong van Eva en deze sprak nu voor twee. Eens, dit gebeurde nog in 't aardsch paradijs, was Eva aan 't slag met den duivel. 't Was een woedig gevecht. Onze Lieve Heer, die 't zag, stuurde algauw Sinte Pieter om beiden te scheiden. Deze er heen, maar al gaf hij vele goede woorden, hij gelukte er niet in; hij nam dan zijn toevlucht tot een uiterste middel: met zijn zwaard sloeg hij ze alle twee den kop af. - Dat hebt gij niet goed gedaan, zegde Onze Lieve Heer toen Sinte Pieter was weergekeerd, die straf verdiende Eva niet. Ga terug en herstel uw fout. Sinte Pieter ging terug. Maar weer deed hij het verkeerd: hij zette den vrouwenkop op 't lijf van den duivel en den duivelskop op 't lijf van de vrouw! |
|