De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 281]
| |||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||
AanteekeningenLI. - Van den gouden Vogel die spreken kon (Tooversprookjes). Verteld te Wintham-aan-de-Schelde, in 1919, door de weduwe J.A. In dit sprookje vinden wij het thema nr 710 van Antti Aarne's catalogus: Das Marienkind: das Mädchen leugnet in ein verbotenes Gemach hineingeschn zu haben; das Mädchen wird stumm; wird die Gemahlin des Königs; die Jungfrau Maria (eine Zauberin, die böse Schwiegermutter) schafft die Kinder bei Seite; schliesslich gestcht die Königin ihre Schuld und alles nimmt ein gutes Ende. Bij M. de Meyer: L'enfant de Marie. Het aan dit thema verwante sprookje van de gebroeders Grimm heet: Marienkind, (nr 3 der verzameling). Vlaamsche lezing: Volkskunde, XIII, blz. 161: Van de schoone Visioene. Zie Van Heurck en Boekenoogen, Histoire de l'imagerie populaire, blz. 323: Maria het kind der toovergodin, met Vlaamsche en Fransche legenden.
LII. - Vuil Prijken (Tooversprookjes). Verteld te St-Amands-aan-de-Schelde, in 1911, door Marie P., vrouw X, winkelierster, geboren te Bornhem. Zie catalogus Antti Aarne, nr 510 A, Asschenbrödel. Bij Maurits de Meyer: Cendrillon. Vlaamsche varianten: Rond den Heerd, XXII, blz. 279: Het glazen Patoefeltje; Volkskunde, II, blz. 201-203-201: Asschenkladdeken, Van den Koning en van Jenne zijn zoet Liefken, Vuilvelleken (met een studie van Pol de Mont); Alfons de Cock, Uit de Wonderwereld, blz. 7: De Koning en zijn zoet lief Mietje; A.J. Willerijck, Recueil de contes populaires, blz. 136: Vuil Pense; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 52: Van vuil Schortje; A. Lootens, Oude Kindervertelsels, blz. 55: Vuiltji vaegt den Oven. In de vermelde varianten treft vooral de invloed van de Vlaamsche mannekensbladen nl. van het gekende Ezelsvel, van het fonds Brepols te Turnhout. (Zie desaangaande Emile van Heurck en G.I. Boekenoogen, | |||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||
Histoire de l'imagerie populaire flamande, blz. 299). Men vergelijke insgelijks met Peau d'Ane van Perrault en met de sprookjes van Grimm, nr 21: Aschenputtel en nr 65: Allerleirauh. Dit sprookje is ook verwant aan nr LXXX: Gelijk het Zout.
LIII. - De Wondervogel (Tooversprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1890, door A.V., een meisje uit den begoeden burgersstand geboren en grootgebracht te Diest. Antti Aarne geeft in zijn catalogus, onder nr 567, navolgende aanduidingen: Der Zaubervogel: wer das Herz des Vogels verschluckt, erlangt Gold (oder die Königswürde); Entwendung und Wiedererlangung des Zaubers durch das Kraut, das den der davon geniesst in einen Esel verwandelt. Bij Maurits de Meyer L'oiseau magique. A. Vermast geeft in zijn verzameling: Vertelsels uit West-Vlaanderen een gelijkaardige vertelling: Het Goudvogeltje. (IIe deel blz. 34). Zie bij de gebroeders Grimm, nr 60: Die zwei Brüder en nr 122: Der Krautesel.
LIV. - Het Tooversabeltje (Tooversprookjes). Dit thema komt in den catalogus van Maurits de Meyer alleen voor: Le jeune homme rejeté triomphe à l'aide d'un marteau (sabre) magique et devient le mari de la princesse (nr 308*). Vlaamsche varianten: Wodana, blz. 158: Dwaze Pier; J.W. Wolf, Deutsche Märchen und Sagen, blz. 6: Vom dummen Peter; Jong Vlaanderen, II, blz. 536 en Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Wondersprookjes, blz. 119: Het Sabelken en de twee Leeuwkens; Revue des Traditions Populaires, II, 358: De la petite épée et des deux lionceaux.
LV. - Jezus is eerlijk (Legendarische sprookjes). Dit sprookje verscheen in Volkskunde, XXV, blz. 100. Het werd opgeteekend in Oost-Vlaanderen door wijlen A. de Cock. Het thema wordt alleen door Maurits de Meyer aangehaald onder nr 771: Jésus est juste. Geen verwanten zijn mij bekend.
LVI. - Weer gelijk de Menschen 't wenschen (Leugensprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1925, door B.C., geboren te Wareghem, gewezen hoofdonderwijzer te Malderen (Brabant). Thema 1830 van den catalogus van Antti Aarne: Der Pfarrer verspricht in seiner Probepredigt solches Wetter, wie die Gemeinde wünscht; die Gemeinde kann sich nicht einigen; ‘dann mögt ihr es haben | |||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||
wie früher’. Bij Maurits de Meyer: Le temps comme les hommes le désirent. Vlaamsche lezing: Vlaamsche Zanten, I, blz. 45, 60 en 61: Is de Wind, noodig? Is de Dauw noodig? en Als het op Medardus regent.
LVII. - Goe Dagen en Patientie (Oorsprongslegenden). Verscheen in Rond den Heerd, IV, blz. 126. Het thema wordt alleen door Maurits de Meyer opgegeven: Oorsprongslegenden, nr 27 d: Pourquoi les tisserands ont-ils de la patience, les tailleurs les restes, etc. Andere Vlaamsche lezingen: Rond den Heerd, IV, blz. 270 en 279: De Scheppers; Volkskunde, IX, blz. 145 en Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 346: Waarom de Pastoors goede dagen hebben, de Wevers patientie en de Kleermakers het overschot; Vlaamsche Zanten, I, blz. 9: Goede Dagen.
LVIII. - Het Hoentje met een Poot (Legendarische sprookjes). Verteld te Santhoven, in 1907, door St., een kleine rentenierster, vroeger pastoorsmeid te K. bij Leuven. Maurits de Meyer vermeldt het thema onder nr 785: Les poules n'ont qu'une potte. St Pierre a mangé une patte de poule. Vlaamsche varianten: Wodana, I, blz. 179: Van Ons Heere en Sinte Pieter; J.W. Wolf, Deutsche Märchen und Sagen, blz. 149: Hühnchen mit einem Bein; Rond den Heerd, XVII, blz. 206: Sint Pieters-vertelling, Volkskunde, II, blz. 88: Het gebraden Hoen; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 153: Hoentje met een Been; Is. Teirlinck, Folklore flamand, blz. 27: Le poulet rôti. Zie bij Grimm, sprookje 81: Bruder Lustig.
LIX. - De Slechtheid van de Menschen (Leugensprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1919, door V.W. van Rupelmonde. Komt niet voor in den catalogus van Antti Aarne. Bij M. de Meyer onder nr 1331* vermeld: De deux hommes envieux, l'un peut souhaiter tout ce qu'il veut, à condition que l'autre recevra le double. Il souhaite de perdre un oeil. Zie Rond den Heerd, XII, blz. 320: Eene Vrage. | |||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||
LX. - Janneken en Mieken en de Tooverheks Peetje Loo (Tooversprookjes). Verteld te Willebroeck, in 1906, door een schippersvrouw D.R., 54 jaar. Vermeld door Antti Aarne onder nr 327A: Hänsel und Gretel: die Eltem führen ihre Kinder in den Wald; das pfefferkuchenhaus; der Knabe gemästet, die Hexe in den Ofen geworfen; ihre Schätze fallen den Kinderen zu. Bij Maurits de Meyer: Frère et soeur. Vlaamsche geboekte varianten: Ons Volksleven, III, blz. 87 en P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, blz. 51: Het peperkoeken Huisken; Amaat Joos, III, blz. 135: Van Hansken en Grietje, id. I, blz. 108 en Rond den Haard, XXIV, bl. 141: Nog van een Mieken en een Janneken; 't Daghet in den Oosten, IX, blz. 27: De Zaag van Asschepoetsterke; Volkskunde, V. 107 en Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 88: De Wolf en de Kinderen. Zie Grimm's vertelsel (nr 15): Hänsel und Gretel.
LXI. - Zwart Janneken en wit Mieken (Tooversprookjes). Verteld te Hemixem, tusschen de jaren 1885 en 1895, door E.C.N. geboren te Casterlé, meid bij pastoor J.B. Zie nota's van sprookje LXII.
LXII. - Janneken en Mieken of de zingende Beenderen. (Tooversprookjes). Verteld te Boom, in 1890, door vrouw J.D.K., waschvrouw, geboren te Ranst. Zie Grimm's vertelsel (nr 47): Van den Machandelboom. In sprookje LXII vinden wij het thema 720 van Antti Aarne: meine Mutter hat mich umgebracht, mein Vater hat mich gegessen: die Gebeine des Knaben verwandeln sich in einen Vogel; der Vogel lässt einen Mühlstein auf die Mutter fallen, wird wieder zum Knaben. Bij Maurits de Meyer: Ma mère m'a tué, mon père m'a mangé. Vlaamsche geboekte sprookjes: Volkskunde, I, blz. 229 en Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche wondersprookjes, blz. 235: Van de booze Moeder en de straffende Notenboom; Ons Volksleven. IX, blz. 191: Vier Sprookjes van Mieken en Janneken. In de navermelde sprookjes wijzigt zich eenigszins het eindmotief; het gedoode kind komt meestal in den Hemel: Volk en Taal, II, blz. 122: Van Magriendelke en Magreindelke; Ons Volksleven, IX, blz. 192 en P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertel- | |||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||
sels en Kindersprookjes, blz. 94: Van Janneken en Mieken; A.J. Witeryck, Recueil de contes populaires, blz. 212 en Oude Westvlaamsche Vertelsels, blz. 39: Wit Karlientje en Zwart Karlientje; Volk en Taal, II, blz. 204: Wit Karlientje en Zwart Karlientje; Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 29: Wit Karlientje en Zwart Karlientje, Biekorf, III, blz. 150: Van Jantjen en van Mietje; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 370: Janneken, en Mieken; Juul van Lantschoot, Dit zijn Volksvertelsels, blz. 7: Van Mieken en Janneken. Hier volgt nog een reeks geboekte Vlaamsche varianten van dit vertelsel; deze sluiten zich meer aan bij onze lezing LXI: Zwart Janneken en Wit Mieken: I.W. Wolf. Deutsche Märchen und Sagen, blz. 155: Vom guten Janchen und dem bösen Mieken; Rond den Heerd, XXIV, blz. 162: Van onnoozel Janneken; Jong Vlaanderen. II, blz. 572: Mieken en Janneken; Revue des Traditions Populaires XI, blz. 462: Mieke en Janneke; IX, blz. 191: Vier sprookjes van Mieken en Janneken; P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 62, 94 en 96: Van Mieken en Janneken, Van Janneken en Mieken en Nog van Mieken en Janneken; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, I, blz. 110: Nog van een Mieken en een Janneken; idem. II, blz. 114: Van Mieken en Janneken; III, blz. 163: Van Sint Jozef en de drij Kindjes; Rond den Heerd, XXIV, blz. 149: Nog van een Mieken en Janneken en blz. 150: Nog van een Mieken en Janneken; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche vertelsels, blz. 367: De witte Vrouw met de wonderbare Doosjes; A. Henot, Haspengouwsche Vertelsels, blz. 27: De hartelooze Vrouw.
LXIII. - Janneken en Mieken (Ophoopend vertelsel). Verteld te Antwerpen, in 1908, door J.C., zaalwachter in het Museum voor Folklore. Zie ‘Ophoopende vertelsels’ litt. A van den catalogus van Maurits de Meyer: Le deuil à la mort du petit animal. Geboekte Vlaamsche lezingen: 't Daghet in den Oosten, I-II, blz. 161: 't Haantje en 't Hintje; Volk en Taal, II, blz. 54: van Kinkankoneke en Kinkonkaneke; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 14 en Zoo vertellen de Vlamingen, blz. 29: Van Marientje en Marelleken; Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 107: Van Pikhaneke en Pikhinneke.
LXIV. - De Man die zichzelf niet meer herkent (Leugensprookjes). Verteld te Hemixem (1885-1895) door E.C.N. geboren te Casterlé, meid bij pastoor J.B. | |||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||
Thema 1383 van Antti Aarne's catalogus: Die Frau kennt sich selbst nicht: in Teer und Federn u.s.w.; der Hund erkennt sie nicht. Bij Maurits de Meyer: L'homme. (femme) qui ne se reconnaît, plus lui-même. Vlaamsche varianten: A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, I, blz. 100: Van iemand, die zich dood gebaarde; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 266. Van Katrien die Katrien niet meer was; J.F. Vincx, Dit zijn grappige Vertelsels en Sprookjes, I, II, blz. 43: Van eenen Barbier en eenen Dronkaard. Gelijkaardige vertelsels bij Grimm: nr 34, Die kluge Elseen nr 59: Der Frieder und das Catherlieschen.
LXV. - De Eeuwigheid (Legendarische sprookjes). Opgeteekend te Hemixem door pastoor J.B., tusschen de jaren 1885-1895. Dit thema komt niet voor bij Antti Aarne. Bij Maurits de Meyer gerangschikt onder nr 825*: Au pays où l'on ne meurt point (Mathusalem). Vlaamsche varianten: Rond den Heerd, II, blz. 110: Jan Vettegrave; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Wondersprookjes, blz. 243: Van Jan Vettegraaf; Revue des Traditions Populaires, XII, blz. 77: Van Jan Vettegraaf; Volk en Taal, III, blz. 208: Dat het ons in den Hemel niet vervelen en zal. (A. van Heuverswijn).
LXVI. - De drie doodgeslagen Bulten (Leugensprookjes). Verteld te Hemixem (1885-1895) door E.C.N., meid bij pastoor J.B. Dit thema werd niet door Antti Aarne gecatalogeerd. Bij Maurits de Meyer nr 1537*: Les trois frères bossus tués; on pense que le premier est ressuscitè et on tue ses deux frères qui lui ressemblent. Opgeteekende varianten: Volk en Taal, III, blz. 128: Van de drij Bulten; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 407: De drie Bultenaars.
LXVII. - De Taal van de Dieren (Tooversprookjes). Verteld te Hemixem (1885-1895) door E.C.N., geboren te Casterlé, meid bij pastoor J.B. | |||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||
Zie nr 670 van Antti Aarne's catalogus; Die Sprachen der Tiere: ein Mann erlernt die Sprachen der Tiere; seine Frau will das Geheimnis erfahren; der Rat des Hahnes. Bij Maurits de Meyer: Le langage des animaux. Vlaamsche geboekte varianten: A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, III, blz. 6: Van eenen die Beesten verstond; C. Claerbout, Sprookjes en Verhalen, blz. 14: Van 'nen Boer die de Beesten verstond.
LXVIII. - Het Levenskaarsken (Sprookjes van den gefopten duivel). Verteld te Hemixem (1885-1895) door E.C.N., geboren te Casterlé, meid bij pastoor J.B. Niet vermeld bij Antti Aarne. Bij Maurits de Meyer nr 1184*: Laisse-moi vivre aussi longtemps que durera cette chandelle. Geboekte Vlaamsche variante: Is. Teirlinck, Folklore flamand, blz. 90: Le Fabricant et son secret.
LXIX. - 't Boerken en de Ezelseieren (Koddige vertelsels). Verteld te Antwerpen, in 1908, door A.V., geboren te Breda (Holland), naaister, ongeveer 60 jaar oud. Niet vermeld bij Antti Aarne. Door Maurits de Meyer gerangschikt onder nr 1319*; Citrouille vendue comme oeuf d'âne. Vlaamsche varianten: Ons Volksleven, XII, blz. 108: Van Boerken Langoore; Pol de Mont en Alfons De Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 440; Het Paardenei; C. Claerbout. Sprookjes en Verhalen, blz. 5: Boertje Langoore.
LXX. - Gelijk het Zout (Novellensprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1915, door een zeventigjarig vrouwtje, wonende in de Duinstraat (zie sprookje XX en voorrede, blz. 8). Dit thema werd door Antti Aarne gerangschikt onder nr 923: Wie das Salz: die jüngste der drei Töchter des Königs erklärt ihren Vater zu lieben wie das Salz; der gekränkte Vater erstösst sie, u.s.w. Bij Maurits de Meyer: Comme le sel. Zie het sprookje bij Grimm: Die Gänschirtin am Brunnen (179). Vlaamsche geboekte varianten: Volkskunde, II, blz. 267 en Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 67: Zoo geeren as zout; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 56: Van het Zout; A. Lootens, Oude Kindervertelsels, blz. 55: | |||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||
Vuiltji voegt den Oven; Volkskunde, II, blz. 208: Vuilvelleken Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Wondersprookjes, blz. 155: Van Sloddeken-vuil; A. Henot, Haspengouwsche Vertellingen, blz. 81: De Koningin van het Bal.
LXXI. - De drie Verliefden op het Kerkhof (Novellensprookjes). Verteld te Burght (Oost-Vlaanderen), in 1913, door vrouw S.d.B., 50 jaar; een gelijkaardig vertelsel werd mij meegedeeld door de vertelster van voorgaand sprookje, in 1917. Thema: nr 940 van den catalogus van Antti Aarne: Das hochmütige Mädchen lockt drei Freier, ohne dass diese von einander wissen, auf den Kirchhof; sie rächen sich indem sie den Mädchen den Schinder als angeblichen Sohn des Gouverneurs zum Bräutigam verschaffen. Bij Maurits De Meyer: Les trois galants sur le cimetière. Vlaamsche gekende varianten: Ons Volksleven, VIII, blz. 12: De Bedriegster bedrogen; A.J. Witterijck, Recueil de contes populaires, blz. 87 en Oude West-Vlaamsche Vertellingen, blz. 30: De Kwezel en de drie Broèrs.
LXXII. - De drie Veeren van Vogel Veen (Tooversprookjes). Verteld te Wintham-aan-de-Schelde, in 1919, door de we J.A. Wij vinden hier het thema 461, luidende bij Antti Aarne: Drei Hare vom Barte des Teufels: Weissagung, Briefwechsel und dareus entstehende Heirat; Höllenfahrt, die unterwegs gestellten Fragen werden beantwortet; der reiche Mann muss Fährmann werden; bij Maurits de Meyer: Les trois cheveux du diable. Het overeenkomende sprookje heet bij de gebroeders Grimm: Der Teufel mit den drei goldenen Haaren. (nr 29). Bolte en Polivka onderscheiden de volgende motieven:
| |||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||
Als Vlaamsche lezingen halen wij aan: A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 65 en Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 16: Van den Bessembinderszoon. Biekorf, IV, blz. 145 en J. Leroy, Zeisels en Vertellingen, I, 395: Govaert of het Kind met den Helme. Pol de Mont en A. de Cock, Dit zijn Wondersprookjes, blz. 64: Van de drie Haren van den Duivel. In onze lezing vinden wij de motieven A1, B, C, D, E, F en G. (de duivel moet echter den veerman aflossen). Bij Pol de Mont en de Cock en ook in de andere Vlaamsche lezingen wijkt het aanvangsmotief nog al merkelijk af van A1 of A2. Verder zijn de motieven B, C, D en E er nog al trouw gevolgd. 't Slot wijkt insgelijks af. De jongen wil, eens rijk geworden, de koningsdochter niet meer trouwen. Van den veerman is er geen sprake.
LXXIII. - 't Manneken. 't Vrouwken en 't Boontje (Leugensprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1918, door A.J., molenmeester, geboren te Tessenderloo (Limburg). Thema bij Antti Aarne gerangschikt onder nr 1960. Das grosse Tier oder der grosse Gegenstand: G. der grosse Baum (zum Himmel emporwachsende Pflanze u.s.w. Bij Maurits de Meyer: Le grand animal ou le grand objet. G. La plante qui s'élève jusqu'au del. Vlaamsche gekende lezingen: 't Daghetin den Oosten, VIII, blz. 67. Leugenzegsel; III-IV, blz. 130: Twee Leugenvertelsels; Volkskunde, IX, blz. 196: Leugenvertelsel; A. Henot, Sprookjes, blz. 79: Een Reisje naar den Hemel, Ons Volksleven, VIII, blz. 79: Leugenvertelsel; P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 239: Van Uilenspiegel en zijn Erwt; C. Claerbout, Sprookjes en Verhalen, blz. 16: De Jongen en zijne Boon; J.W. Wolf, Deut sche Märchen und Sagen, blz. 75: Jan im Himmel.
LXXIV. - De Slimme Mannen van Kessel (Leugensprookjes). Verteld te Boom, in 1906, door H.R., oud schipper en oud bevrachter, op 't laatst van zijn leven rentenier; de man was geboortig van Oost-Vlaanderen. Naast twee thema's opgegeven door Maurits De Meyer: 1317* La taupe enterrèe vivante en 1329: Pour débarrasser le prince du coassement des grenouilles qui l'empêche de dormir, on tire dessus pendant toute la nuit) vinden wij in dit sprookje meerdere andere niet gecatalogeerde thema's. | |||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||
Alleen van de door Maurits de Meyer opgegeven thema's werden een paar lezingen geboekt: Van 't Prinsken van Luik (in 't Daghet in den Oosten, III, blz. 103). Pol de Mont en Alfons de Cock, Zoo vertellen de Vlamingen, blz. 27: De Mol levend begraven en De Molworp van Hasselt ('t Daghet in den Oosten, III, blz. 103).
LXXV-LXXXIII. - Van die van Oolen en Hilleghem (Leugensprookjes). 1. De Pol van Oolen. Verteld te Bornhem, rond het jaar 1895, door vader J.M., 80 jaar. Thema niet gerangschikt door Antti Aarne. Bij Maurits de Meyer komt het voor onder nr 1327* van zijn catalogus: La pinte à deux et trois anses. La servante au lieu de présenter l'anse à l'hôte (l'empereur), la tient elle même; quand il y en a deux elle en tient une dans chaque mam; quand il y en a trois, elle tient la troisième tournée vers elle. Vlaamsche geboekte lezingen: A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 125: Van Keizer Karels pint; Rond den Heerd, XV, blz. 51: De Pint van Oolen; Ons Volksleven, II, en P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 259: Van Keizer Karel en den Pot met drij Ooren; Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 129: Le Pot d'Oolen. 2. Keizer Karel te Oolen. Verteld door denzelfden. Bij Anti Aarne: nr 1246: Aexte weggeworfen: der erste lässt seine Axt fallen; die anderen werfen ihre Aexte an dieselbe Stelle. Bij M. de Meyer: La première laisse tomber un objet tous les autres font de même. Gekende lezingen: Volkskunde, VI, blz. II: De Boeren van Oolen en Keizer Karel; Volk en Taal, I, blz. 46: Historieken van Keizer Karel en de Rijstpap; Ons Volksleven, VII, blz. 129 en P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 261: Van Keizer Karel en de Rijstpap. 3. Hoe die van Oolen hun Kerk verplaatsten. Verteld te Antwerpen in 1905 door F.L.V., bouwmeester. Nr 1326* bij Maurits de Meyer: Déplacer l'église. Pour voir s'ils avancent, quelqu'un met sa veste devant l'église; elle est volée; ils pensent que l'église a passé dessus. Geboekte lezingen: Volkskunde, VI, blz. 13: Hoe die van Oolen hunne kerk verplaatsten; Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 130: Les habitants d'Oolen | |||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||
en poussant déplacent leur église; Ons Volksleven, II, blz. 54 en P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 259; Van de Oolenaars die hunne Kerk van plaats duwden; Ons Volksleven, IV, blz. 224: De Boeren van Oolen stooten hunne Kerk voort. 4-5 en 6. De gestolen Ezel van den Boer van Hilleghem, De Vraag van den Maalder van Hilleghem en 't Meisje in den Put te Hilleghem. Deze spotvertelsels, die algemeen in Vlaanderen verspreid zijn en ook op de kap van inwoners van andere gemeenten worden verteld, werden mij meegedeeld door wijlen den heer H.D.S. van Aalst. Geen varianten werden ervan geboekt. 7. - De slimme Koster van Oolen. Verteld te Bornhem, rond het jaar 1895, door vader I.M., 80 jaar. Nr 1244 van Antti Aarne's catalogus: Der Balken wird in die Länge gezogen. Bij Maurits de Meyer: L'objet long porté de travers. Vlaamsche geboekte varianten: Volkskunde, VI, blz. 12: De Koster van Oolen; Ons Volksleven, I, blz. 62: De Boeren van Oolen (b); P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels, blz. 253 Van den grooten Keersdomper der Kerk van Oolen; Vlaamsche Zanten, III, blz. 73: Hoe men Bussels moet dragen. 8. Chocolade te Oolen. Van denzelfden verteller. Geen Vlaamsche variante geboekt. 9. De Schouw van Oolen. Verteld te Borgerhout bij Antwerpen, in 1898, door J.C., gewezen soldaat en stadsbediende. Komt slechts voor in den catalogus Maurits de Meyer: L'âtre donne trop de chaleur; au lieu de reculer, ils décident de déplacer l'âtre. (1325)* Vlaamsche geboekte varianten: Rond den Heerd, XVII, blz. 121: Over de Kerk en 't Gemeentehuis van Oolen; Volkskunde, V. blz. 179: De Boeren rond den Heerd te Hittegem; Volkskunde, VI, blz. 10; De Schouw van Oolen; Ons Volksleven, I, blz. 61: De Haard van Oolen; P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 252: Van de Schepenen van Oolen die 't te heet kregen.
LXXXIV-XCII. - Van de Walen (Oorsprongslegenden). Deze vertelsels op de Walen werden mij verteld, nr 1 te Boom door L.D.W., schoenmaker en later diamantslijper; nr 2 te Willebroeck door We M.D.H., schippersvrouw; nr 3 te Antwerpen door M.R., stadsbediende, oud lid van het Taalverbond; nr 4, 5, 6, 7 en 9 te Born- | |||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||
hem door vader I.M. (1895); nr 8 werd overgenomen uit Rond den Heerd. Een paar thema's werden door M. de Meyer als volgt gerangschikt: 43a, Légendes étiologiques: Origine des Wallons; 43b*, Pourquoi n'y a-t-il pas de wallons dans le ciel en 1697*, Nous trois pour de l'argent Vlaamsche geboekte lezingen: Rond den Heerd, XVI, blz. 87; Van den Oorsprong der Franschmans; XX, 159: Nog al Sinte Pieter en de Waals (waarom er geen Walen in den Hemel komen); Volkskunde, IV, blz. 74, IX, blz. 28: De Schepping van de Walen; Ons Volksleven, II, blz. 126: De Oorsprong van den Kleermaker; IX, blz. 13: De Schepping van den Waal; J.F. Vincx Sagen Legenden Sprookjes: De Schepping van den Waal; Rond den Heerd, XX, blz. 159: Er zijn geen Deurwaarders in den Hemel; Am. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, blz. 81: Van Sinte Pieter en Si Joris; 't Daghet in den Oosten, VI, blz. 78; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 449: De Afkomst van de Walen en 352: De drie Walen; Rond den Heerd, III, blz. 198: Drie groote Waals; Volk en Taal, II, blz. 157: Waarom de Walen geen Vlaamsch willen leeren; Ons Volksleven, XII, blz. 112 en J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 205: Van de drij Walen; A.J. Witteryck, Recueil de contes populaires, blz. 91: Drie Walen; A. Joos, Vertelsels van 't Vlaamsche Volk, II, blz. 127: Van drij Walen; J.F. Vincx, Dit zijn grappige Vertelsels, I-I, blz. 37: Van drij botte Walen en blz. 38: Van drij Duitsche Jongens die wilden Fransch leeren.
XCIII. - Van Woen en Thor (Legendarische sprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1910, door S.D., geboren in West-Vlaanderen, nabij Yper. Van dit sprookje, door Antti Aarne noch door M. de Meyer gecatalogeerd, is mij geen andere Vlaamsche lezing bekend.
XCIV-XCVIII. - De Twee Leugenaars - 't Zijn allemaal Leugens - Van een die met liegen een Prinses won - Liegen maar aan - Nog een Leugenvertelselken (Leugensprookjes). De twee eerste sprookjes werden verteld te Bornhem, in 1901, door A.P., ongeveer 60 jaar oud, spinderbaas; het derde, XCVI, te Antwerpen, in 1905, door F.L., 50 jaar, metsergast, geboren in het Veurne-Ambacht; het vierde, XCVII, te Antwerpen, in 1909, door het meisje F., geboren te Moll, meid; het vijfde insgelijks te Antwerpen door het meisje M.V., 18 à 20 jaren, geboren te Belcele. Deze vertelsels brengen, naast enkele gekende thema's, gecatalo- | |||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||
geerd door Antti Aarne en Maurits de Meyer, ook andere, minder bekende of althans ongeboekte thema's. Hier volgen de geboekte Vlaamsche varianten van de gecatalogeerde thema's: A. - Nr 1881 van Maurits de Meyer: L'homme porté par les oies à travers les airs. Geboekte Vlaamsche varianten: Nederlandsch Muzeum, 1889, II, blz. 267, en Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 41: Dronken Kraaien. Amaat Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, III, blz. 60: Van den Man met Ganzen geladen. B. - Nr 1895 van Antti Aarne: Ein Mann watet durchs Wasser; in seinen Stiefeln fangen sich dabei viele Fische. Bij Maurits de Meyer: La bonne Pêche. Geboekte varianten in Vlaanderen: Nederlandsch Muzeum, 1889, II, blz. 269, en Pol de Mont en A. de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertellingen, blz. 43: De Visscher die een goede Vangst deed: Ons Volksleven, III, blz. 121, en Cornelissen en Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels, blz. 240: Stroopersleugens. 't Daghet in den Oosten, II, blz. 130: Twee gekke Vertelsels. C. - Nr 1896 van Maurits de Meyer: L'homme qui est tombé hors du ballon, enfoncé dans la terre, court chercher une bêche - avec des aventures de chasse et autres analogues. Niet vermeld bij Antti Aarne. Geboekte Vlaamsche varianten: Amaat Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 134: Leugenvertelsel; Nederlandsch Muzeum, 1889, II, blz. 265: Eens ging ik op Jacht; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 39: Jaak, Kobe en Kobeken. D. - Nr 1920 van Antti Aarne: Wettstreit im Lügen. Bij Maurits de Meyer: Le grand pain, le grand four. Geboekte Vlaamsche varianten: Nederlandsch Muzeum, 1889, II, blz. 268, Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 44: Een Leugenwedstrijd; Amaat Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 133: De twee Leugenaars; Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 104: Match de deux Menteurs; C. Claerbout, Sprookjes en Verhalen, blz. 34: Van Jan Oven en Naas Franschbrood. E. - Nr 852 van Antti Aarne: Der Jüngling bringt die Königstochter dazu zu sagen ‘das ist eine Lüge’. Bij Maurits de Meyer: C'est un mensonge. Geboekte Vlaamsche lezingen: Nederlandsch Muzeum. 1889, II, blz. 272-275: Hoe de Boer het aan boord legde om de Koningsdochter ‘ge liegt eraan!’ te doen zeggen; Volkskunde, IX, blz. 96-102: Ge liegt er aan; Pol de Mont en Alfons | |||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||
de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 31: Van den Boer die met liegen eene Koningsdochter won; Volkskunde, IX, blz. 98: Om 't hardst liegen voor een Koningsdochter; Volk en Taal, VII, blz. 137: Van den Boer en den Kasteelheer; 't Daghet in den Oosten, X, blz. 137: Van de leelike Koningsdochter; Volkskunde, IX, blz. 101: Van de leelike Koninksdochter.
XCIX. - Merci (Koddige sprookjes). Verteld te Hemixem (1885-1895) door E.C.N., meid bij pastoor J.B. Dit vertelsel komt niet voor in de lijst van Antti Aarne. Maurits de Meyer rangschikt het als volgt onder nr 1322*: Mots français ou latins tenus pour injures. Vlaamsche geboekte varianten: Rond den Heerd, V, blz. 62: Tibi, Koster; Ons Volksleven, VII, blz. 165 en 166: Een studentengrap en Merci is een leelijk scheldwoord; P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet. Vlaamsche Volkvertelsels en Kindersprookjes, blz. 199: Merci is een leelijk scheldwoord, J.F. Vincx, Dit zijn grappige Vertelsels en Sprookjes van het Vlaamsche Volk, I-I, blz. 17: A votre santé, mon ami; I-I, blz. 31; Merci is een leelijk Woord; II-I, blz. 49: Van een leelijk Scheldwoord.
C. - Onze Lieve Heer wist het beter (Legendarische sprookjes). Verteld te Bornhem, rond het jaar 1895, door vader I.M., 85 jaar. Niet gerangschikt door Antti Aarne. Bij Maurits de Meyer nr 790*: St Pierre et le Seigneur en gîte; deux fois de suite St Pierre attrape les coups de l'hôtesse fachée. Vlaamsche geboekte lezingen: J.W. Wolf, Deutsche Märchen und Sagen, blz. 145: Die schlimme Herberge; Volkskunde, II, blz. 87: Ieder zijn beurt, maar eenzelfde alles; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 150: Sint Pieter krijgt klop; Volk en Taal, III, blz. 83: Het Oog des Heeren; A. de Cock en Is. Teirlinck; Brabantsch Sagenboek, II, blz. 48: St-Pieter krijgt van den Bezem steel; Rond den Heerd, II, blz. 166: De Paaschkluchte; id. VIII, blz 27; Hoe dat Woen met Thor wandelen gingen; Is. Teirlinck, Le Folklore flamand, blz. 25: Le paysan avare (met CIV van onze verzameling, nr 750 catalogus Antti Aarne).
CI. - Wat de Kruiwagen riep (Koddige sprookjes). Verteld te Bornhem, rond het jaar 1895, door vader I.M., 85 jaar. Komt niet voor bij Antti Aarne. Maurits de Meyer rangschikt het thema als volgt onder nr 1321: Effrayê par le craquement de la brouette. | |||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||
Gelijkaardige geboekte varianten: Rond den Heerd, V, blz. 407: Een Dief om ten Kordewaagvoer; Volk en Taal, IV, blz. 45: Wat de Kruiwagen eens zei; Ons Volksleven, XII, blz. 48 en P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 195: Van bangen Koben; Pol de Mont en A. de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 163: De waarschuwende Piepegale.
CII. - Het arm Marieken (Tooversprookjes). Dit sprookje werd mij verteld, in 1919, door S.d.B. van Moerzeke-Waes. Wij vinden hier het nr 480 van Antti Aarne: Die Spinnerinnen am Brunnen: die rechte Tochter und die Stieftochter am Brunnen oder der rollende Kuchen; die rechte Tochter melkt auf der Wanderung die Kuh, schüttelt den Apfelbaum u.s.w. Overeenstemmende typen van dit sprookje zijn nog nr 403: Die weisse und die schwarze Braut, 510 A: Aschenbrödel en 510 B: Das goldene, das silberne und das Sternenkleid. Bij Maurits de Meyer: L'obligeance récompensée. Vlaamsche varianten: Rond den Heerd, I, blz. 382: De hemelsche Kroonstukken; Volk en Taal, VII, blz. 117: De gouden Regen; A. Joos, Vertelsels van 't Vlaamsche Volk, II, blz. 103: Van twee Dochters. De hier meegedeelde vertelling komt ongeveer overeen met de lezing van Rond den Heerd, die heel en al afwijkt van de twee andere vermelde varianten. Deze hebben meer overeenkomst met de aanduidingen van Antti Aarne. De sprookjes van het laatste type worden schier algemeen in den Duitschen sprookjesschat aangetroffen.
CIII. - Van een Jongen met een sterk Geheugen (Leugensprookjes). Verteld te Boom, in 1888, door J.D.B., brouwerszoon, toenmaals 17 jaar oud; hij had dit sprookje door den kuiper van zijn vader hooren Vertellen. Nr 1940 van den catalogus Antti Aarne: Die sonderbaren Namen; der Hof in dem Tiere und Gegenstände sonderbare Namen haben. Bij Maurits de Meyer: Les noms singuliers. Vlaamsche gekende lezingen: Rond den Heerd, XXIII, blz. 205: Kluchte van een viezen Heer; XXIV, blz. 235: Mijnheere Papepratus en zijn Triene; A. Van Dorpe, Volksvertellingen, blz. 95: De zeg van een viezen Heer en een Meid die goed was van onthouden; Aug. Cuppens, blz. 135: De zeg van een viezen Heer en een Meisje dat sterk was van onthouden; Ons Volksleven, I, blz. 21: De zegge van den dommen Knecht, II, blz. 28: Van den Knecht die sterk was van onthouden, blz. 30; P.J. | |||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||
Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 267: De domme Knecht, blz. 270: Van den Knecht die sterk was van onthouden, blz. 273: Van nen viezen Heer; blz. 278: Nog van nen viezen Heer, Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 112: Le conte du domestique stupide; A.J. Witterijck, Recueil de contes populaires, blz. 12: Mijnheere Papepratus en zijn Triene: P. de Mont en A. de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 24: Van een Jongen die goed van aannemen was; J. Leroy, Zeisels en Vertellingen, I, blz. 313: Mijnheer Hosperatus. Een variante mij meegedeeld door den heer G.V.H., letterkundige te Brussel, eindigt met den uitroep van den knecht: Papatrus doet aan uwen kwavetatus, kom van Rattegetem, juffer Rottegebus en Allegebas zijn bezig mee vechten voor d' helsche grenade. Ik heb ze verjaagd mee Fliepe de Kolejon en ze zijn gevlucht naar 't knuffegetuf, wat zeg gen wil: Pater doet uw mantel aan, kom van uw zolder, mejuffer de kat en de hond zijn bezig aan 't vechten voor een been. Ik heb zeverjaagd met de kolenhaak. Ze zijn gevlucht naar 't verkenshok.
CIV. - Onze Lieve Heer en de afgunstige Vrouw (Legendarische sprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1907, door V., knecht bij den heer E. geboren te Viersel. Nr 750 bij Antti Aarne: Die Wünsche: der Heiland und Petrus gewähren dem armen Bauer, die sie gastlich aufnimmt, drei gute Wünsche, dem reichen dagegen drei schädliche Wünsche. Bij Maurits De Meyer: l'Hospitalité du pauvre récompensée. Vlaamsche geboekte lezingen: Wodana, blz. 178: Gierigheid bedrogen: Wolf, Deutsche Märchen und Sagen, blz. 43: Das kleine alte Männlein; Rond den Heerd, II, blz. 22: Vrouw Spaar-Maalje, XIV, blz. 319: Uit Eerbied voor 't oude; Volk en Taal, III, blz. 84: Ons Heere en de Vrek; Ons Volksleven, IV, blz. 210 en J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 64: Van drij Wenschen; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 136: Van drij Wenschen; en III, blz. 13: Van Boer Andreas; A. de Cock en Is. Teirlinck, Brabantsch Sagenboek, II, blz. 54: De drie Wenschen: Oorsprong van de Dyle; Pol de Mont en Alfons de Cock: Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 147 De Oorsprong van de Schelde; J. Leroy, Zzisels en Vertellingen, II, blz. 87; Zeisel over de drie Koningen; Vlaamsche Zanten, II, blz. 22: Van Ons Heer en St-Pieter; J.F. Vincx, Grappige Vertelsels, II-II, blz. 28; De Oorsprong der Dyle. Rond den Heerd, II, blz. 166: De Paaschkluchte, VIII, blz. 27: | |||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||
Hoe dat Woen met Thor wandelen gingen; Is. Teirlinck, Le Folklore flamand, blz. 25: Le paysan avare. Bij Grimm: Der Arme und der Reiche.
CV. - 't Strootje, 't Erwtje, 't Kooltjevier en 't Boontje (Oorsprongslegenden). Verteld te Antwerpen, in 1914, door E.V., hoogeschoolstudent. Vader geboren te Wuestwezel, moeder van Duitsche afkomst. Zie Maurits de Meyer, nr 126 van de Légendes ètiologiques. Vlaamsche varianten: J.A. en L. Leopold, Van de Schelde tot de Weichsel, I, blz. 2: Boontje, Strooyke en Koolkevier; Rond den Heerd, VII, blz. 397: Van de platte Boonen; Rond den Heerd, XXIV, blz. 107 en A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, I, blz. 23: Van de Boon; Volkskunde, II, blz. 86: Waarom de labboonen een lidteeken hebben; Pol de Mont en A. de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 115: Waarom de labboonen een litteeken hebben; Volk en Taal, III, blz. 226: Strootje en Koolke Vier; I. Teirlinck, Contes flamands, blz. 100: Pourquoi la fève a une tache noire, Annales du Comité Flamand de France, I, V, blz. 97: Boontje, Strooyke en Koolkevier.
CVI. - Dronken Peer (Koddige sprookjes). Deze lezing werd mij meegedeeld door Fl. van Duyse. Eenzelfde vertelsel teekende ik op te Bornhem, rond het jaar 1895. Niet gerangschikt door Antti Aarne. Bij Maurits de Meyer, nr 1324 van zijn catalogus: L'homme derrière le crucifix dit bonsoir à l'homme enivré; celui-ci pense que c'est le Christ qui lui parle. Vlaamsche geboekte lezingen: J.W. Wolf, Deutsche Märchen und Sagen, blz. 154: Der trunkene Peter; Volk en Taal, II, blz. 201: Hoe een Dronkaard hem bekeerde.
CVII. - Janneken in de Maan (Oorsprongslegenden). Dit sprookje is in Vlaanderen algemeen gekend. Ik heb het meerdere malen opgeteekend in verschillende streken van het land. Nr 8 van de ‘Oorsprongslegenden’ bij Maurits de Meyer: l'Homme dans la lune. Werden geboekt: Rond den Heerd, II, blz. 79: 't Manneken uit de Mane, V. blz. 262: motief uit het sprookje ‘Dertiene’, XXIV, blz. 109 en 115: Van 't Manneken uit de Maan en Nog van't Manneken uit de Maan; A. de Cock, Natuurverklarende Sprookjes, II, 99 en 99: Het Manneken in de Maan; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn | |||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||
Vlaamsche Vertelsels, blz. 363: Het Manneken in de Maan; Volkskunde, VII, blz. 130: Manneken in de Maan; Volk en Taal, III, blz. 278: 't Vertelselke van 't Manneke uit de Mane, VII, blz. 27: Van 't Maneventje; Ons Volksleven, VI, blz. 168, 171, 189 en 192: Het Manneken in de Maan, XII, blz. 232: Het Manneken in de Maan; Amaat Joos, Vertelsels van 't Vlaamsche Volk, I, blz. 28: Van 't Manneken uit de Maan, blz. 38: Nog van 't Manneken uit de Maan; A. de Cock en Is. Teirlinck: Brabantsch Sagenboek, II, blz. 59: Het Manneken in de Maan (2 lezingen).
CVIII. - De Twee Dooven (Leugensprookjes). Wordt algemeen verteld, meestal echter als mop. Dit thema, niet vermeld door Antti Aarne, wordt door Maurits de Meyer als volgt gerangschikt: Les femmes sourdes qui se racontent comment il va chez elles (1931*). Vlaamsche geboekte lezing: J.F. Vincx, Dit zijn grappige Vertelsels en Sprookjes, II-I, blz. 29: Van twee doove Wijven.
CIX. - Als God neemt (Koddige sprookjes). Meegedeeld door den heer L.V. van Antwerpen, die het te Gheel uit den volksmond opschreef. Gerangschikt onder nr 1328* in den catalogus ven Maurits de Meyer: Laisser s'enfuir le lait bouillant pendant qu'il déborde. Alleen deze lezing, die reeds verscheen in Volkskunde, XXIV, blz. 120, is gekend.
CX. - De gierige Pastoor (Koddige sprookjes). Verteld te Bornhem, rond het jaar 1895, door vader I.M., 85 jaar. Nummer 1792* van den catalogus van Maurits de Meyer: Le curé n'aime pas à donner à quelqu'un une part de son cochon qu'il vient de tuer; le sacristain lui conseille de pendre le cochon abattu dans le jardin pendant la nuit pour faire croire à tout le monde qu'il a été volé; le sacristain lui-même le vole. Geboekte lezingen: Ons Volksleven, XII, blz. 109: Van eenen Pastoor en zijnen Koster; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 221: Van eenen Pastoor, eenen Koster en een Zwijn.
CXI. - De Koopman en zijn drie Dochters (Tooversprookjes). Verteld te Boom door vrouw L.V., geboren te Wuestwezel in 1837. | |||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||
Thema 425 C. van den catalogus van Antti Aarne: Das Mädchen als Frau des Bären: die jüngste von drei Schwestein bittet den Veter, ihr von der Reise eine Blume (oder Lerche) als Geschenk mitzubringen; sie muss die Gattin eines Bären werden, der sich in einen Prinzen verwandelt; sie sucht ihren Mann. Bij Maurits de Meyer: Amor et Psyché. Het overeenkomende sprookje van de verzameling van de gebroeders Grimm, ‘Das singende springende Löweneckerchen’, wijkt heel en al af van de Vlaamsche lezingen, die allen dezelfde motieven bevatten en onderling alleen verschillen door enkele bijzonderheden van ondergeschikt belang. Als Vlaamsche varianten vermelden wij: I. Wodana, blz. 61: Roosken zonder Doornen; 2. Volkskunde, VIII, blz. 141 en Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Wondersprookjes, blz. 134: Van den Koopman en zijn drie Dochters; 3. A.J. Witteryck, Contes populaires, blz. 206: Een aardig Huwelijk; 4. A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, III, blz. 169: Van het schoon Kind; 5. Juul van Lantschoot, Dit zijn Volksvertelsels afgeluisterd in het Meetjesland, blz. 16: Van de Schoone; 6. A. Van Dorpe, Volksvertellingen, blz. 121: Het wit Beerken; 7. Biekorf, V. blz. 84 en J. Leroy, Zeisels en Vertellingen, II, blz. 31: De Tooversloter; 8. Vlaamsche Zanten, III, blz. 52: Van den Ridder Remond. Zie insgelijks bij Grimm: Der Eisenofen (127).
CXII. - De hoovaardige Prinses (Novellensprookjes). Verteld, in 1917, door Maria V.P., dienstmeid, dochter van een foorreiziger, Antwerpen-Kiel. Het thema van dit sprookje sluit zich min of meer aan bij het nr 900 van Antti Aarne: König Drosselbart: eine Königstochter verhöhnt alle Freier; nennt einen davon Drosselbart; ihr Vater gibt sie einem Bettler zur Frau; ihr Stolz wird gedemütigt; der Bettler gibt sich als König Drosselbart zu erkennen. Het overeenstemmend sprookje van de gebroeders Grimm draagt als titel ‘König Drosselbart’ (nr 52.). Maurits de Meyer (La Princesse orgueilleuse) noemt als Vlaamsche varianten: Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 420: Van het slimme Barbierken en de schoone trotsche Koningsdochter; Vlaamsche Zanten, II, nr 75: Van de hooveerdige Koningsdochter. Onze lezing komt nagenoeg overeen met deze laatste variante.
CXIII. - Lang Leven en vroege Dood (Koddige sprookjes). | |||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||
Verteld, rond 1915, te W. in Klein-Brabant, door M.D.H., 85 jaar, geboren te Aalst. Het thema werd niet gecatalogeerd door Antti Aarne; ook bij de gebroeders Grimm vinden wij geen overeenkomstig sprookje. Maurits de Meyer rangschikt het evenwel onder nr 1390 met de vermelding: D'un plat qui lui répugne et que sa femme lui offre continuellement, le mari dit qu'il lui portera bonheur; il en est délivré. Vlaamsche varianten: 1. Ons Volksleven, II, blz. 78 en P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 136: Van eene booze Vrouw; 2. A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 109: Van een booze Vrouw; 3. Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 285: Nieuwbakken Brood is mijn Dood.
CXIV. - Waarom de Vrouwen Klappeien zijn en waarom zij iets duivelachtigs hebben (Oorsprongslegenden). Verteld te Bornhem, rond het jaar 1895, door vader I.M., 80 jaar. Wij vinden hier in feite twee verschillende thema's die door Maurits de Meyer als volgt onder de oorsprongslegenden worden gecatalogeerd: 11a Pourquoi les femmes sont-elles babillardes? 11b Pourquoi les femmes sont-elles méchantes? In Vlaanderen werden de navolgende lezingen geboekt: A. - Rond den Heerd, XV, blz. 287: 't Populierbladje; Volk en Taal, III, blz. 12: Hoe het komt dat de Vrouwen zooveel pralen; Juul van Lantschoot, Dit zijn Volksvertelsels afgeluisterd in het Meetjesland, blz. 5: Eene Beverblare; J.F. Vincx, Dit zijn grappige Vertelsels, I-II, blz. 24: Waarom de Vrouwen zooveel kunnen babbelen; A. Henot, Haspengouwsche Vertelsels, blz. 53: Waarom de Vrouwen babbelziek zijn. B. - Rond den Heerd, VI, blz. 95: Sinte Pieter en Ons Heer; XX, blz. 159: Nog van den Duivel; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, III, blz. 74: Van het Wijf en het Serpent; Pol de Mont en Alfons De Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 341: Waarom de Vrouw iets duivelachtigs heeft.
CXV. - Joosken's half Franksken (Leugensprookjes). Verteld te Keerbergen, in 1895, door V.V., pastoorGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||
CXVI. - Ieder Manneken heeft een ‘Wolventanneken’ en ieder Vrouwken heeft een ‘Kattenklauwken’ (Koddige sprookjes). Verteld te Klein-Willebroeck, in 1900, door vrouw M.D.H., 85 jaar, geboren te Aalst. Dit thema werd niet gecatalogeerd, noch door Antti Aarne, noch door Maurits de Meyer. Geen geboekte gelijkaardige vertelsels gekend.
CXVII-CXVIII. - Twee Vertelselkens van domme Lijn. (Koddige sprookjes). Verteld te Klein-Willebroeck, in 1900, door vrouw M.D.H., 85 jaar, geboren te Aalst. Thema's 1386 en 1685 van den catalogus Antti Aarne. 1386: Das Fleisch als Zutat zum Kohl: die Frau steekt Fleischstücke zu dem Kohl, der auf dem Felde wächst. Bij Maurits de Meyer: Le beurre (la graisse) sur le chou qui se trouve dans le potager. 1685; Der Dumkopf als Bräutigam. Hund Petersilie in die Suppe. Bij Maurits de Meyer: Le Nigaud. Geboekte lezingen: Volk en Taal, V, blz. 5: 'k Zal het den naasten keer doen; id. III, blz. 279 Meerdere Nood; Ons Volksleven, I, blz. 53: Het Vertelselken van Lompen Jan; V. blz. 24: Jan Dom; P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 147: Van Jan Dom; Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 60: Lompe Jan. Zie bij Grimm nr 59 Der Frieder und das Catherlieschen. (Vergelijk ook sprookje LXIV: De Man die zichzelf niet meer kent).
CXIX. - Manneken Timpeltee (Tooversprookjes). Verteld te Bornhero, rond het jaar 1895, door vader I.M., oud 80 jaar. Thema nr 555 van den catalogus Antti Aarne: Der Fischer und seine Frau; der Fisch erfüllt alle Wünsche der Frau eines armen Fischers (schönes Haus u.s.w.); wie sie zuletzt wünscht der liebe Gott zu werden geht alles wieder verloren. Bij Maurits de Meyer: Le Pêcheur et sa femme. Geboekte Vlaamsche lezingen: Wodana, blz. 170: De Visscher en zijne Vrouw; blz. 171: Vischke Ruiterke; Annales du Comité Flamand de France, IV, blz. 101 en Joh. A. Leopold en L. Leopold, Van de Schelde tot de Weichsel, I, blz. 4: Der was a keire a Mannekie; Rond den Heerd, III, blz. 43: 't Visselken uit de roo Zee; Adolf Lootens, Oude Kindervertelsels, blz. 62: Van 't Visschertjin in de roô Zee; Volk en Taal, II, blz. 34: Van Jan de Krinkel; Ons Volksleven, VI. blz. 86: 't Manneke van | |||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||
Tintelenteen; P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels, blz. 57: 't Manneken van Tintelenteen; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, I, blz. 71: Van het arme Mieken; blz. 171: Van ‘Vischken uit de Zee’; III, blz. 121: Niemand is tevreden in zijn Lot; Rond den Heerd, XXIV, blz. 182: Van Vischken uit de Zee; XXIV, blz. 134: Van het arme Mieken; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Wondersprookjes, blz. 238: Van Janneken Tietentater en het Vischje uit de Zee; Pol de Mont en Alfons de Cock, Zoo vertellen de Vlamingen, blz. 113: Van Visschertje; Is. Teirlinck, Contes flamands, blz. 41: Vischke, Vischke Kreupelensteen; C. Claerbout, Sprookjes en Verhalen, blz. 22: Van Vischjen, Vischjen uit de Zee. Zie bij Grimm nr 19: De Fischer un sine Fru.
CXX. - Van drie Gebroeders en acht wondere Mannen (Tooversprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1893, door Michel Vr., rentenier. De man was in zijn eerste jeugd de boezemvriend van de twee zonen van Hendrik Conscience; hij beweerde ook dit sprookje uit den mond van den meester gehoord te hebben. Een gelijkaardige lezing, maar met minder wondere mannen, werd mij bezorgd door C.I.L. van Hoboken. Zie Grimm nr 71, Sechse kommen durch die ganze Welt en nr 134: Die sechs Diener. Thema 513 van Antti Aarne: Die Gehilfen: A. - Sechse kommen durch die ganze Welt: die Gehilfen verrichten am Hofe des Königs für den Jüngling verschiedene Taten. B. - Das zu Wasser und zu Lande fahrende Schiff. Bij Maurits de Meyer: Les six compagnons merveilleux. Geboekte Vlaamsche varianten: Reeks A. - Eendragt, II, 9: De zeven Winnaars der Koninginne van Mississipi; Rond den Heerd, XXI, blz. 327: Uit den Mond van 't Volk; XXIV, blz. 190: Van zeven wondere Mannen; Volk en Taal, I, blz. 7: Van de Weduwe en van hare vier Zoons; V, blz. 118: Van sterke Jan; Ons Volksleven, III, blz. 63: Van Wolfjonk en de gevangen Koningsdochters; A.J. Witterijck, Recueil de contes populaires, blz. 176: Den Heere met zeven Stuivers; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, I, blz. 180: Van zeven wondere Mannen, I, blz. 164: Nog van drij Broeders; A. Vermast, Vertelsels uit West Vlaanderen, I, blz. 27: De Soldaat en zijne vijf Makkers; Vlaamsche Zanten, II, blz. 126: Van een schoone Koningsdochter; III, blz. 166: Hoe Jantje Smid rijk werd; A. Henot, Wondersprookjes uit Haspengouw, blz. 23: De vlugge Koningsdochter; Jong Vlaanderen, II, blz. 35: Van den Smidsknecht; Revue des Traditions | |||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||
Populaires, II, blz. 558: L'Apprenti Forgeron; J. Leroy, Zeisels en Legenden, I, blz. 5: Scharmanteka. Reeks B. - J.W. Wolf, Deutsche Märchen und Sagen, blz. 127: Von vier Wunschdingen; 't Daghet in den Oosten, III, blz. 115: Vertelsel van het Wonderschip; Ons Volksleven, II, blz. 13: Van drij Gebroers en hunne vijf Knechts, P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Volksvertelsels, blz. 7: Van de drie Gebroers en hunne vijf knechten; Theodoor van Nieuwenhuijse, Grootmoedersvertellingen, II, blz. 43: Van een Wonderschip; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk II, blz. 180: Van het Schip dat over de Eerde veerde; Gust Lamerant, Vlaamsche Wondervertellingen uit Fransch Vlaanderen, blz. 56: Van den Schaper en de drie Reuzen.
CXXI. - Ons Heer en de Schoenmaker (Legendarische sprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1910, door Sylvie D., geboren in West-Vlaanderen rond Yper, meid. Thema 785 van Aarne's catalogus: Wer ass das Herz des Lammes? Petrus mit seinem Gefährten auf der Wanderung; der Gefährte ist das Herz des Lammes, leugnet es; die Heilung der Prinzessin; bei der Teilung des Geldes gesteht er, als dem, der das Herz gegessen, der dritte Teil des Geldes zuerkarmt wird. Bij Maurits de Meyer: Le foie du mouton. Geboekte Vlaamsche sprookjes: Volk en Taal, I, 54: Ons Heere en de Schoenmaker; Alfons de Cock, Rond den Heerd, blz. 19: Onze Lieve Heer en de Schoenmaker; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 373: Het Schaap zonder Hart; A. de Cock en Is. Teirlinck, Brabantsch Sagenboek, II, blz. 41: Ons Heer en de Bedelaar; C. Claerbout, Sprookjes en Verhalen, blz. 24: Van Labbe; Vlaamsche Zanten, II, blz. 165: Ons Heer en Sinte Pieter; J.P. Vincx, Sagen, Legenden, Sprookjes, blz. 128 en Dit zijn grappige Vertelsels en Sprookjes, II, I, blz. 7: Van Onzen Lieven Heer en den Bedelaar. Zie Grimm nr 81: Bruder Lustig.
CXXII. - De Varkens en de Koeien (Sprookjes van den gefopten Duivel). Verteld te Willebroeck, in 1904, door den heer O..., geboren in den omtrek van Brussel, veearts. Nr 1004 van den catalogus van Antti Aarne: Schweine in den Sumpf, Schafe in die Luft. Bij Maurits de Meyer: Les porcs dans le marais; les vaches dans l'arbre. Vlaamsche geboekte variante: Volk en Taal, V, blz. 55: Van den Boer die akkoord maakte. | |||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||
De hoofdmotieven van dit thema vinden wij echter in andere Vlaamsche sprookjes verwerkt nl. in: Wodana, blz. 47 en J.W. Wolf, Deutsche Märchen und Sagen, blz. 105: Dertien; Jong Vlaanderen, II, blz. 363, Revue des Traditions populaires, II, blz. 496 en Pol de Mont en Alfons de Cock. Dit zijn Wondersprookjes, blz. 111: Van een forschen Kerel of een tweede vertelsel van Dertien; Rond den Heerd, V, blz. 237, Volk en Taal, I, blz. 77: Dertiene.
CXXIII. - De doorgedanste Schoenen van de Prinses (Tooversprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1912, door M.R., stadsbediende. Thema 306 van Antti Aarne's catalogus: Die zertanzten Schuhe: eine Königstochter begibt sich jede Nacht heimlich zu einem Unhold und tanzt mit ihm; ein Jüngling der sich unsichtbar machen kaan, folgt ihr und gewinnt ihre Hand. Grimm 133: Die zertanzten Schuhe. Niet gecatalogeerd door Maurits de Meyer, wat mij veronderstellen laat dat tot heden, geene andere lezingen in Vlaanderen werden geboekt.
CXXIV. - Doctor Haat en Nijd (Tooversprookjes). Verteld te Aalst, in 1909, door H.D.S., 70 jaar, geboortig van Roesselaere, letterkundige en uitgever. Wij vinden hier het sprookjestype nr 332 van Antti Aarne's catalogus: Der Gevatter Tod: der Mann als Arzt; der Tod zu Füssen des Kranken (das Bett oder den Kranken umgelegt). Bij Maurits de Meyer: La mort parrain et la lampe de vie. Vlaamsche varianten: Rond den Heerd, VIII, blz. 341: Van Pieter Jan Klaais die de dood zocht (naar J.W. Wolf); XXI, blz. 49: Waarom dat Haat-en-Nijd nog leeft; Charles Deulin, Contes d'un buveur de bière, blz. 31: Le compère de la Mort en blz. 195: Le filleul de la Mort; Volkskunde, I, blz. 56: De Dood is rechtvaardig, V, blz. 184: De Dood als Doopvader, VII, blz. 35: Compeere de Dood, XV, blz. 40: Van een zieken Man die de Dood fopte; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Wondervertelsels, blz. 182: Van Doopvader Dood; Volk en Taal, III, blz. 259: Hoe Haat en Nijd op de Wereld gebleven is, VI, blz. 86: Van de Moeder en de Dood; Ons Volksleven, I, blz. 23 en P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 77: Van den Man die op zoek ging naar de Rechtveerdigheid; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, III, blz. 95: Van een rechtveerdigen Peter; J.W. Wolf, Deutsche Märchen und Sagen, blz. 47: Von Piet Jan Clas, der den Tod suchte. | |||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||
Zie ook, bij de gebroeders Grimm, de sprookjes nr 42: Der Herr Gevatter en nr 44: Der Gevatter Tod.
CXXV. - De Koopmanszoon van Antwerpen (Tooversprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1908, door I. Cr., zaalwachter in het Antwerpsch Museum voor Folklore, 65 jaar. In dit vertelsel vinden wij een aantal gekende motieven behendig verwerkt. Het dient onder de tooversprookjes gerangschikt; thema: De man op zoek naar zijn vader.
CXXVI. - Het Toovergeweer (Tooversprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1890, door A.V., een meisje van Diest, dat in de Scheldestad de Beroepschool volgde. 't Werd opgeteekend door J.S., student aan het Hooger Handelsgesticht, die het voor het studentenblad De Goedendag bestemde. Jaren nadien kwam het, door een louter toeval, in mijn verzameling terecht. Zie Antti Aarne, nr 304: Der Jäger. Bij Maurits de Meyer: Le chasseur. Vlaamsche varianten: Biekorf, VI, blz. 134: De kleine Schotter; J. Leroy, Zeisels en Vertellingen, III, blz. 69: Ridder Ferdinand. Zie insgelijks het sprookje van de gebroeders Grimm: Der gelernte Jäger.
CXXVII. - Het Zwanenmeisje van den glazen Berg (Tooversprookjes). Verteld te Eecloo, in 1907, door H.D., verver aldaar, 60 jaar. Wij vinden dit sprookje bij Antti Aarne onder nr 530: Die Prinzessin auf dem Glasberge. Bij Maurits de Meyer: Le mont de cristal. Het meegedeelde vertelsel is het eenige dat, in Vlaanderen, van dit type werd opeeteekend. Maurits de Meyer verwijst evenwel naar een nota van de Cock in ‘Dit zijn Vlaamsche Wondersprookjes’, en die wij hier mededeelen: ‘Het thema van blz. 6-10 (van De Man zonder Ziel), vormt te Denderleeuw een afzonderlijk vertelsel. Eene prinses is verwenscht in den Glazenberg, in den buik van een paardje. Hare twee oudste broeders willen haar verlossen, maar zijn onvriendelijk tegen het paardje en ondergaan hetzelfde lot. Dan komt de jongste broeder, de onnoozele; deze is vriendelijk, en nadat hij zich drie nachten door een 20-tal spoken vreeselijk heeft laten mishandelen, zijn broeders en zusters onttooverd. Het paardje geneest telkens de wonden door ze af te likken. Daar de berg nu door een weggeloopen oud vrouwken - de portierster - gesloten was, trekt de prins, op raad van het paardje, drie haren uit zijnen staart: een zwart, een grijs en een wit. Met het eerste kan hij vliegen, het tweede geeft hem macht over de dieren, het derde de overwinning in den oorlog. | |||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||
‘Door een luchtgat vliegt hij met broeders en zusters uit den berg. De nijdige broeders willen hem verdrinken, maar, dank aan zijn paardsharen, ontsnapt hij. De oudste broer alleen gestraft. De jongste zoon volgt vader op. Hij leert de wilde dieren uit het aangrenzende woud exerceeren en vecht met hen in den oorlog.’ In 1921 was de heer de Cock niet meer in bezit van deze zeer belangrijke variante.
CXXVIII. - Waarom er geen Wevers in de Hel komen (Oorsprongslegenden). Verteld te Bornhem, in 1899, door vader I.M., 85 jaar. Dit sprookjestype wordt door Maurits de Meyer gerangschikt onder nr 27a van de ‘Légendes étiologiques’: Pourquoi n'y a-t-il pas de tisserands en enfer; les diables incommodés par le bruit du métier. Vlaamsche varianten: Volk en Taal, III, blz. 108: Van den Wever en den Duivel; Rond den Heerd, XXIV, blz. 118 en Amaat Joos, Vertelsels van 't Vlaamsche Volk, I, blz. 49: Van 'nen Wever.
CXXIX. - Het wondere Tondeldoosje (Tooversprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1923, door I.M., geboortig van Thielt. Hij gebruikte geenszins het woord ‘tondeldoosje’, maar ‘vierkets’. Dit sprookje is verwant aan Jan Snoef en Kroes (zie nr VI van onze verzameling De Vlaamsche Vertelselschat, deel I, type nr 561 van den catalogus van Antti Aarne en Maurits de Meyer: Aladdin-Aladin). Men zal aldaar de geboekte Vlaamsche varianten aantreffen.
CXXX. - De Slimme Matrozen (Koddige sprookjes). Verteld te Boom, in 1897, door E.D.W., scheepsbouwer, 60 jaar. Dit sprookjestype wordt door Maurits de Meyer gecatalogeerd onder nr 1388: Le domestique de la paysanne avare se cache derrière la statue de la Ste Vierge quand elle vient prier dans l'église: la prétendue madone conseille à la paysanne de donner beaucoup à manger et à boire à ses domestiques. Niet vermeld door Antti Aarne. Vlaamsche varianten: Rond den Heerd, XXII, blz. 94: Uit den Mond van 't Volk; 't Daghet in den Oosten, I-II, blz. 108 en Aug. Cuppens, Twaalf Vertelsels op zijn Limburgsch, blz. 39: De Zeg van 't gierig Bazinneke; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 162: Trieneken Schandeveyle.
CXXXI. - De Schoone Droom (Koddige sprookjes). Verteld te Bornhem rond het jaar 1895 door vader I.M., 85 jaar. | |||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||
Nr 1430 van den catalogus van Antti Aarne: Der Mann urd die Frau malen sich ihr Glück aus. Bij Maurits de Meyer: Chäteaux en Espagne. Een gelijkaardige variante werd in Vlaanderen geboekt door Pol de Mont en A. de Cock: Van den Man die Burgemeester zou worden. (Zie Volkskunde, IX, blz. 7 en Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 381.) Zie insgelijks bij Grimm: nr 164 Der faule Heinz en nr 168 Die hagere Liere.
CXXXII. - De koppige Vrouw (Koddige sprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1899, door C.R., commies-griffier, geboren te Boom. Nr 1365 van Antti Aarne: Das widerspenstige Weib. Bij Maurits de Meyer: La femme entêtée. Vlaamsche variante: De koppige Vrouw (Volkskunde, VIII, nr 32). Zie artikel: Grepen uit het Kinder- en Volksleven van August Gittée (Volkskunde, II, blz. 142).
CXXXIII. - De schoone Prinses in den Wondertuin (Novellensprookjes). Meegedeeld door Florimond Van Duyse. Het sprookje behoorde tot den vertelselschat van zijn vader, dichter Prudens Van Duyse. Vermeld bij Maurits de Meyer, onder nr 925: Les trois frères dans le jardin du Palais Royal. Niet vermeld bij Antti Aarne. Een gelijkaardig sprookje, waarschijnlijk van Vlaamsche herkomst, werd door J.W. Wolf in Deutsche Märchen und Sagen meegedeeld onder den titel: Die schone Königstochter im Garten (blz. 39).
CXXXIV. - Driemaal doodgeslagen (Koddige sprookjes). Verteld door P.W., leerling aan het K. Atheneum van Gent, 1920. Hoorde het vertellen door zijn vader, afkomstig uit de omstreken van Leuven. Medegedeeld door Prof. Dr. P.d.K. Thema 1537 van den catalogus Antti Aarne: Die fünfmal getötete Leiche: die Leiche auf dem Pierde, im Schlitten, im Bot u.s.w. Bij Maurits de Meyer: Le cadavre tué. Vlaamsche varianten: Volkskunde, XIII, blz. 220, 222 en 226: Pater Koekebak, De Groentedief, Van een Pastoor die vijfmaal gestorven is, e.a.; A.J. Witteryck: Recueil de contes populaires, blz. 35: De Dronkaard en de Speleman; de Mont en de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 402: De lustige Doode. | |||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||
CXXXV. - Van een Tooverheks die over Hagen en Heggen vloog (Sprookje met sage-thema). Verteld te Antwerpen, in 1908, door Maria M., 28 jaar, dienstmeid, geboren te Ellezelles tusschen Ath en Geeraardsbergen.
CXXXVI. - Het rood Kasteel (Legendarische sprookjes). In 1907 werd mij dit sprookje meegedeeld door den heer Florimond van Duyse. Het behoorde tot den vertelselschat van zijn vader, dichter Prudens Van Duyse. Type Nr 955 van den catalogus Antti Aarne; Der Räuberbräutigam: das Mädchen in der Räuberhöhle; unter dem Bett versteckt sieht sie, wie ein anderes Mädchen ermordet wird; der abgeschnittene Finger dient ihr als Beweisstück. Bij Maurits De Meyer 955*: Barbe bleue. Vlaamsche geboekte lezingen: Wodana, 168: Het Moordslot; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Wondersprookjes, blz. 22: Van den Kasteelheer en de drie Gezusters; Juul Van Lantschoot, Dit zijn Volksvertelsels, blz. 40 (verwerkt met thema 301 A.): Van drij Koningsdochters. Zie Grimm nr 40: Der Räuberbrautigam.
CXXXVII. - De drie Talen (Tooversprookjes). Insgelijks meegedeeld door Florimond Van Duyse. Zie nr CXXXVI hierboven. Nr 671 van den catalogus van Antti Aarne: Die drei Sprachen. Bij Maurits de Meyer, Les trois langages. Vlaamsche geboekte varianten: Joh. A. Leopold en A. Leopold, Van de Schelde tot de Weichsel, I, blz. 60: De draai Toale; J.F. Vincx, Sagen, Legenden en Sprookjes, blz. 157: De drij Talen; Gust- Lamerant, Vlaamsche Wondervertellingen uit Fransch-Vlaanderen, blz. 50: Van 't Hondegebas. 't Hanegekraai en 't Puidegerek. Zie nr 33 bij Grimm: Die drei Sprachen.
CXXXVIII. - De Waarzegger (Koddige sprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1916, door A.J., gewezen molenmeester, geboren te Tessenderloo (Limburg). Komt niet voor in den catalogus van Antti Aarne. Bij Maurits De Meyer, nr 1529: L'avare ne veut marier sa fille qu'à un baron. Zie 't Daghet in den Oosten, III, blz. 162: De ronkende Waarzegger.
CXXXIX. - De levende St-Rochus (Koddige Sprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1920, door W.E., schoenmaker, geboren te Boom in 1859. | |||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||
Niet bij Antti Aarne. Bij Maurits de Meyer, nr 1827: Personne vivante comme image de Saint. Vlaamsche varianten: Ons Volksleven, VII, blz. 146: Sint Job van Mariakerke, VIII, blz. 41: Van den Schoenmaker die S. Sebastiaan moest verbeelden; J.F. Vincx, Dit zijn grappige Vertelsels, I-I, blz. 143: Sint Job van Mariakerke, I, blz. 46: St. Sebastiaan in de Processie; Pol de Mont en Alfons de, Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertellingen, blz. 446: Sint Antonius en de Vrouw en Sint Rochus als een dief aanzien.
CXXXX. - De Eenoogige en de Bult (Koddige sprookjes). Verteld te Antwerpen (1907-1910) door M.R., stadsbediende. Niet bij Antti Aarne. Bij Maurits de Meyer, nr 1620: Le Borgne et le Bossu. Vergelijk de vertelling: Van den Bult en den Man met één Oog van J.F. Vincx (Dit zijn grappige Vertelsels, I-II, blz. 18).
CXXXXI. - Het Paart van den Duivel (Koddige sprookjes). Verteld door denzelfden. Komt niet voor bij Antti Aarne. Bij Maurits de Meyer, nr 1567: La femme avare fait venir chez elle le tailleur pour couper l'étoffe. Vergelijk het sprookje: Van 't gierig Wijf en den slimmen Kleermaker van J.F. Vincx (Dit zijn grappige vertelsels, III, blz. 21).
CXXXXII. - De gefopte Koster (Koddige sprookjes). Verteld door denzelfden. Komt niet voor bij Antti Aarne. Bij Maurits de Meyer, nr 1543: Mendiant dans l'église dit à la Sainte Vierge qu'il lui faut une certaine somme d'argent et que, s'il y a un centime qui manque, il fera restitution du double Le sacristain qui veut l'éprouver en est dupe. Vergelijk de Vlaamsche geboekte sprookjes: H. Henot, Sprookjes, blz. 30: Hoe Helmus aan een anderen Os kwam; J.F. Vincx, Dit zijn grappige Vertelsels, I-II, blz. 27: Van den H. Antonius en den Soldaat; Rond den Heerd, XXII, blz. 117: Vijftig Po'grooten.
CXXXXIII. - 't Slim Boerke (Koddige sprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1908, door J.C., stadsklerk, geboren in het Walenland van Vlaamsche ouders. Was mekaniekwerker in zijn eerste jeugd. | |||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||
Bij Antti Aarne, nr 1240: Der auf dem Aste sitzende hackt den Aster ab. Bij Maurits de Meyer: Il coupe la branche sur laquelle il est assis. Vergelijk de geboekte vertelsels: Van den Boer met zijn Ezelken (Jong-Vlaanderen, II, blz. 28), De Grappen van de Boeren van Oolen (Ons Volksleven, III, blz. 113), Van den Boer die meende dat hij dood was (P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet).
CXXXXIV. - CLXIII. - Twintig Kwelvertelselkens. Deze twintig kleine kwelvertelsels werden als volgt verzameld: nr 1 werd overgenomen uit Rond den Heerd, XVI, blz. 262; nrs 2, 3 en 12 werden verteld te Antwerpen in 1925 door een zeventig jarig vrouwtje wonende in de Duinstrand (zie vertellingen XX en LXXX alsmede de voorrede deel I, blz. 8); nrs 4 en 7 werden in 1901 te Puers verteld door het meisje E.N; nr 5 werd verteld te Rumpst in 1926 door J.C. steenbakker; nr 6 te Bornhem in 1902 door C.P., een meisje uit de begoede burgerij; nrs 8 en 18 te Boom, door J.D.M; (het laatste is herkomstig van Wachtebeke, waar het algemeen gekend was in de nonnenkostschool); nr 10 te Willebroeck, in 1905 door M.T. schippersvrouw; nrs 11 en 13 door St... X, kleine rentenierster te Santhoven; nr 14, te Arendonck door het meisje V.S., 16 jaar oud; nr 14, te Antwerpen in 1918 door vrouw I. geboren te Mechelen (zij had het echter in Diest hooren vertellen); nr 16 te Antwerpen door R., herkomstig van Gheel; nr 17 te Antwerpen door J.J., geboren te Tessenderloo; nr 19 werd overgenomen uit 't Daghet in den Oosten en nr 20 werd verteld te Groot Vorst door vrouw J., landbouwster. Varianten: P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 276: Van kleine Kwelvertelsels; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 163, Rond den Heerd, XXIV, blz. 191: Van een stommen Koning; J. Teirlinck, Contes flamands, blz. 111: Contes sans fijn; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 21-23: Kwelvertelsels. Zie verder: Volkskunde, I, blz. 89; Ons Volksleven, III, blz. 22, II, blz. 17 en 18.
CLXIV. - Van een Dief en een Pastoor (Koddige sprookjes). Verteld te Vorselaer, in 1911, door A.N., landbouwer, 75 jaar. Het thema komt niet voor bij Antti Aarne. Maurits de Meyer rangschikt het in zijn catalogus onder nr 1318*: Le voleur ou le chien dans l'église pris pour un revenant. | |||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||
Vlaamsche lezingen: Rond den Heerd, XXII, blz. 230: 't Spook; Pol de Monten, Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 441: Het Spook in de Kerk; J.F. Vincx. Dit zijn grappige vertelsels, I-I, blz. 49-60: Van eenen baron die terugkwam; Gust Lamerant, Vlaamsche Wondervertellingen uit Fransch-Vlaanderen; blz. 78: 't Nieuws van Godevaertsvelde.
CLXV. - De Meid van den Pastoor moet donderen (Koddige sprookjes). Verteld te Keerbergen, in 1896, door V.V., pastoor. Niet bij Antti Aarne. De catalogus van Maurits de Meyer vermeldt onder nr 1839*: La Servante du curé doit tonner; elle tombe à travers le plafond de l'église. Vlaamsche geboekte lezing: Is. Teirlinck, Le Folklore flamand, blz. 55: La Servante doit tonner.
CLXVI. - De Duiveltjes (Koddige sprookjes). Verteld te Willebroeck, in 1910, door I.V.M., schipper, 40 jaar. Wordt algemeen te Antwerpen als mop verteld. Niet bij Antti Aarne. Maurits de Meyer vermeldt in zijn catalogus onder nr 1614*: Le jeune homme qu'on veut tenir célibataire; on appelle les femmes des diables; il en veut un. Vergelijk Volkskunde, XVIII, blz. 185: Hansje met zijn Gansje.
CLXVII. - Waarom er geen Maalders in de Hel komen (Oorsprongslegenden). Verteld te Elverzelen-bij-Hamme in 1910 door vrouw X., echtgenoote van een fabriekwerker. Het thema van dit sprookje werd door Maurits de Meyer gerangschikt onder de oorsprongslegenden, nr 27b: Pourquoi n'y-a-t-il pas de meuniers en enfer; un chien enragé au lieu du meunier dans le sac. Vergelijk onze lezing met de Vlaamsche geboekte sprookjes: Volk en Taal, II, blz. 33: De Mulder en de Duvel; A.J. Witteryck, Recueil de contes populaires, blz. 55 en Oude West-Vlaamsche Vertellingen, blz. 66: Geene Meulenaars in d'Helle meer; Amaat Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, III, blz. 38: Hoe de Duivel bedrogen wierd.
CLXVIII. - De Pastoor die geen Latijn kende (Koddige sprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1909, door H.D., mekaniekwerker, 48 jaar, geboren te Kortrijk. | |||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||
Niet gerangschikt door Antti Aarne. De catalogus van Maurits de Meyer vermeldt onder nr 1826*: Le curé qui ne connaît pas le latin. Geboekte Vlaamsche lezingen: Volkskunde, I, blz. 254 en Pol de Mont en A. de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 345: Een Pastoor die geen Latijn kende; Is. Teirlinck, Le Folklore flamand, blz. 59: Histoire d'un curé qui ne savait pas le Latin; Ons Volksleven, VII, blz. 107. Van den Pastoor en de Eend.
CLXIX. - De drie Luiaarden (Leugensprookjes). Verteld te Rupelmonde, in 1903, door J.B. een ouden schipper. Nr 1950 van catalogus Antti Aarne: Die drei Faulen: wer der faulste ist; jeder erzählt eine Probe seiner Faulheit. Bij Maurits de Meyer: Les Paresseux. Vlaamsche geboekte varianten: Rond den Heerd, I, blz. 390: De drie Leêgaards; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 238: De drie Luiaards; Amaat Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, II, blz. 161-162; Van twee Luieriken en Van drij Luieriken; III, blz. 126: Van drij Luieriken; J.F. Vincx, Dit zijn grappige Vertelsels, I-II, blz. 35: Van drij Luirikken. Zie Grimm nr 151: Die drei Faulen.
CLXX. - De drie lui Gebroeders (Leugensprookjes). Verteld te Boom, in 1907, door H.L. geboren te Hombeek. Zie nota's onder sprookjes CLXIX.
CLXXI. - De Koe die likkebaarde (Koddige sprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1902, door C.R., commies-griffier, geboren te Boom. Antti Aarne vermeldt dit thema onder nr 1210 van zijn catalogus: Die Kuh wird auf das Doch gebracht um zu weiden. Bij Maurits de Meyer: La vache sur le toit. Vlaamsche geboekte lezingen: Nederlandsch Museum, 1888, blz. 379: P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 255: Van het Gras op de Kerk van Oolen, blz. 147: Van Jan Dom, Is. Teirlinck. Contes flamands, blz. 127: Les lécheurs de Hillegem.
CLXXII. - Smidje-Smee (Tooversprookjes). Dit sprookje werd mij. in 1907, meegedeeld door wijlen Florimond van Duyse. In dit in Vlaanderen zeer verspreide sprookje ligt het thema 330A van Antti Aarne's catalogus verwerkt. Bij Aarne luidt het: Der Schmied und der Teufel (Tod): das Haftenbleiben an der Bank, auf dem Apfel- | |||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||
baum u.s.w.; der Schmied wird weder in den Himmel noch in die Hölle gelassen. Bij M. de Meyer: Le diable et le forgeron. Vlaamsche geboekte lezingen: Wodana, blz. 54: Smeken Smeê; Rond den Heerd, IX, blz. 66: Smedje-Smeê: Jong Vlaanderen, II, blz. 91: Van den Smid en den Duivel; Volk en Taal, II, blz. 134: Smidje Smee, V, 71: Vertelling van 't Smidje; A.J. Witteryck, Contes populaires, blz. 79: Smedje; A. Joos, Vertelsels van het Vlaamsche Volk, I, 57, en Rond den Heerd, XXIV, blz. 125: Van Smidje Smee; Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 289: Van Smidje Verholen; Is. Teirlinck, Le Folklore flamand, blz. 46: Smidje Smee; A. Vermast, Vertelsels uit West-Vlaanderen, I, blz. 35: Smidje Smee; Volkskunde, I, blz. 45 en Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche Vertelsels, blz. 437: Brave Petrus en zijn zak. Men vergelijke dit thema met de thema's 571 (Het Manneken Miserie en Pietje Krauw, deel I, XXXIII) en 750 (De Drie Wenschen, deel III). Gelijkaardige sprookjes bij Grimm: nr 81, Bruder Lustig en nr 82, De Spielkansel.
CLXXIII. - De Rijken In den Hemel (Legendarische sprookjes). Verteld, in 1917, door M.L. geboren te Antwerpen en woonachtig te Schooten. Dit sprookje komt voor bij de gebroeders Grimm (nr 167): Das Bürle im Himmel. Onder die benaming wordt het door Antti Aarne onder nr 802 gerangschikt met de vermelding: bei der Ankunft des Reichen im Himmel wird gespielt und getanzt, weil das so selten vorkommt. Daar het thema bij Maurits de Meyer ontbreekt, veronderstellen wij dat het type, tot heden toe, in Vlaanderen niet geboekt is geworden.
CLXXIV. - Sinte Pieter en zijn Vrouw (Legendarische sprookjes) Verteld te Antwerpen, in 1890, door E.M., van Contich. Dit sprookjestype komt niet voor bij Antti Aarne. Maurits de Meyer vermeldt het onder nr 754**: St. Pierre et sa femme: St. Pierre se trouve devant sa maison dans la pluie et dit au Seigneur que la maison est pleine de fumée. Le Seigneur entre; derrière la porte, la femme de St. Pierre se tient avec le manche à balai. Vlaamsche lezingen: 't Daghet in het Oosten, III, blz. 19 en VI, blz. 78: Sint Pieter en zijn Wijf, J.F. Vincx, Dit zijn grappige Vertelsels en Sprookjes, II, blz. 31: Het rookte er.
CLXXV. - Sinte Pieter en de arme Vrouw (Legendarische sprookjes). | |||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||
Verteld te Antwerpen, in 1917, door M.L., aldaar geboren maar woonachtig te Schooten, 20 jaar; vader herkomstig van Zuid-Oost-Vlaanderen. Dit sprookje rangschikt zich tusschen de thema's 750-779 van den catalogus von Antti Aarne: Gott belohnt und straft. Het toont wel het meest overeenkomst te hebben met nr 750 van Maurits de Meyer. L'Hospitalité du pauvre récompensée.
CLXXVI. - Het Kasteel met de zeven gouden Torens (Tooversprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1908, door J.C., zaalwachter in het Antwerpsch museum voor Folklore, 65 jaar. In dit sprookje, evenals in De Koopmanszoon van Antwerpen van denzelfden verteller (CXXV), vinden wij wel gekende motieven, het thema zelf werd niet gerangschikt. Een dergelijke lezing werd in Vlaanderen nog niet geboekt.
CLXXVII. - Duimelingsken en de Wolf (Tooversprookjes). Verteld te Keerbergen in 1889, door M., seminarist. Dit sprookje sluit zich aan bij de reeks van de vertelsels van Duimken (zie sprookjes LX - LXI - LXII en LXIII.) Een gelijkaardig sprookjestype is Smoutebolleken (Pol de Mont en Alfons de Cock. Dit zijn Vlaamsche Wondersprookjes, blz. 19).
CLXXVIII. - Van de Wolken en de oude Manen (Koddige sprookjes). Verteld te Antwerpen in 1912 door X., stadsbediende. Geen gelijkaardige Vlaamsche sprookjes werden geboekt.
CLXXIX. - 't Geld van den Duivel (Koddige sprookjes). Geen gelijkaardige Vlaamsche sprookjes werden geboekt.
CLXXX. - Sneeuwwitje (Tooversprookjes). Verteld te Antwerpen, in 1916, door S.C., een Israëlitisch meisje van 9 jaar oud. Sprookjestype nr 709 van Antti Aarne's catalogus: Schneewittchen: die böse Stiefmutter versucht das Mädchen zu töten; bei den Zwergen (Räubern)wo der Königssohn das Mädchen findet und zur Frau nimmt. Bij Maurits de Meyer: Schneewittchen. Vlaamsche geboekte varianten: Volk en Taal, V, blz. 134 en E. van Heuverswijn. 's Avonds rond den Heerd, blz. 7: Sneeuwwitje; Ons Volksleven, VI, blz. 43, en P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes, blz. 66: Sneeuwwitteken; Biekorf, III. blz. 90: Sneeuwwitteken, VI, blz. 341: Van Sneeuwwitje; Th. van Nieuwenhuyse. Grootmoedersvertellingen, deel I, blz. 33: Sneeuwklokske. Vergelijk het sprookje nr 53 van de gebroeders Grimm; Sneewittchen. |
|