De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 235]
| |
CXXXXIII. 't Slim boerkeaant.Een boerke wilde een tak afhakken van den notenboom die nevens zijn woning stond, daar hij heel en al op het dak rustte en er, door den wind, al eens schade aan toebracht. Op een morgen klom hij de kruin van den notenboom in en, gezeten op den af te houwen tak, begon hij er met zijn bijl in te slaan. De splinters vlogen te allen kant. Het duurde zoolang tot de tak brak en 't boerke met tak en al naar beneden donderde. Daarvan hadden hem enkele voorbijgangers op voorhand verwittigd. Zij hadden er nog bijgevoegd: - Als ge met tak en al naar beneden valt, zijt ge dood, morsdood. 't Boerke dacht dat hij nu morsdood was, bleef liggen en verroerde geen vin. Maar daar kwam nu de veldwachter aan. - Wat is hier gebeurd, zegde deze, leeft die man nog of is hij dood? 't Boerke rekte even den kop omhoog en riep: - Veldwachter, ik viel uit den boom met den tak dien ik afhakte. De mannen ginder op de baan hadden er mij op voorhand van verwittigd. Zooals zij het voorzegd hebben, is het gegaan. En zij voegden er nog bij: En als ge valt zijt ge dood, morsdood. Welnu, ik ben morsdood! |
|