De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 244]
| |
CLXVI. De duiveltjesaant.Er was eens een koopman in de groote koophandelstad van Antwerpen die slechts één zoon had. De man had veel geleden in de wereld en was afkeerig geworden van menschen en dingen. Daarom ging hij met zijn zoon naar de Kempen wonen, ver van de stad en ver van de menschen. Toen de zoon achttien jaar oud was geworden, kende hij niets van de wereld. En toen gebeurde het eens dat de vader en zijn zoon naar de stad moesten. Daar keek de jongen nu zijn oogen uit den kop! 't Waren allemaal zoo'n vreemde dingen die hij er zag. Ook hield hij niet op er allerhanden uitleg over te vragen. 't Meest van al was hij getroffen door de jonge, mooi-opgedirkte meisjes, die hij overal ontmoette. En hij vroeg aan zijn vader wat voor wezens dat wel waren. - 't Zijn duiveltjes, zei de vader, en hij maakte een kruis. Toen zij thuis gekomen waren vroeg de vader aan zijn zoon, wat hem in de stad het meest getroffen had. - Wel, die kleine, aardige duiveltjes, zei de jongen. Daarmee zou 't wel plezierig zijn te leven. |
|