De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 132]
| |
CVI. Dronken Peeraant.Peer was een dronkaard gelijk er geen meer waren. Men kon hem schier nooit nuchter ontmoeten. Hij was gelijk een tonneken dat 's morgens vroeg leeg naar de herberg ging, er zich heel den dag met bierken Het volloopen, en, tegen den avond, goed gevuld en dik en rond, naar huis bolde. En elken avond moest hij dan, langsheen het kerkhof, de kerk voorbij, waar Onze Lieve Heer aan het kruis hing. Daar bleef hij telkens een paar seconden staan, nam zijn klak van het hoofd en frazelde eenige woorden. De koster wilde eens weten wat de man daar toch alle dagen te vertellen had en verborg zich achter het kruisbeeld. Peer bleef daar zwijmelend staan, nam zijn klak af en zei: 'k Wensch U goeden avond, Lieve Heer! De koster antwoordde onmiddellijk: 'k Begeer geen wenschen Van zatte Menschen! Peer ontnuchterde schier, meende nog slecht verstaan te hebben en herhaalde: 'k Wensch U goeden avond Lieve, Goede Heer! En weer antwoordde de koster: Ik ben niet goed en 'k ben niet lief Voor eenen zatten dief. Zatte Peer ontnuchterde nu heel en al, spoedde zich naar huis en nooit of van zijn leven heeft hij nog een pint te veel gedronken. |
|