De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 269]
| |
CLXXVIII. Van de wolken en de oude manen.aant.Er was eens een jongen op het dorp, die niet van de slimste was. Heelder dagen en heelder avonden zat hij naar den hemel te kijken en zei maar geen woord. Eens - 't was in den dag - vroeg men hem naar wat hij daar toch te kijken zat. - Wel, ik kijk naar de wolken! Al een heelen grondigen dag drijven zij voorbij en er komen er maar altijd bij! Waar zouden die toch mogen blijven? - Wel, onnoozelaard, antwoordde er een, weet ge dat niet? Ginder ver staat een muur en daartegen vliegen ze allemaal in stukken vaneen, zoodat ze in gruizelementen naar beneden vallen. Een anderen keer, zat die jongen, - tijdens de volle maan, - weer naar den hemel te kijken. Men deed hem dezelfde vraag. - Wel ik zie naar de volle maan en vraag me af wat ze toch met al die oude manen mogen doen wanneer de nieuwe manen komen. - Wel, sukkelaar, weet ge dat niet? Die snijden ze allemaal in stukken vaneen om ze als sterren aan den hemel te hangen. |
|