De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 124]
| |
CI. Wat de kruiwagen riepaant.Een dief trok 's avonds in den maneschijn naar een afgelegen veld, om rapen te stelen. De kruiwagen was ‘in langes’ niet gesmeerd geworden en het wiel piepte maar aldoor. En het leek wel of de kruiwagen riep: Ze zullen u zien
In de maneschijn...
Ze zullen u zien
In de maneschijn...
De dief stoorde er zich niet aan en reed maar door. Op het afgelegen veld begon hij maar meteen rapen te trekken en zijn kruiwagen vol te laden. Maar de boer, die met zijn volk op wacht stond, kwam toegeloopen. En de dief er vandoor met zijn kruiwagen, zoo zeere hij maar kon, achtervolgd door den boer en zijn knechten. En de kruiwagen piepte nu van: tsjiepe-tsjiep
tsjiepe-tsjiep
En 't was nu permentelijk of de kruiwagen riep: 'k heb 't gezeid
'k heb 't gezeid.
|
|