De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 211]
| |
CXXXII. De koppige vrouwaant.Een man en een vrouw maakten eens ruzie. De vrouw wilde een dikke koord oversnijden met de schaar. De man zei dat zij daarvoor een mes moest gebruiken. - Neen, een schaar is beter! zei de vrouw. - Neen, een mes is beter, antwoordde de man. Daarop verergerde de ruzie. En van ruzie geraakte men aan 't vechten. Ze vochten zoo erg dat ze de deur uitgevochten kwamen. En daar lag een put voor het huis en de man werd zóó kwaad op zijn koppige vrouw, dat hij haar in 't water gooide. - Dat koud bad zal haar wel van die koppigheid genezen, dacht de man. De vrouw kwam echter, na een oogenblik, boven en begon te roepen zoo hard ze maar kon: - Een schaar! Een schaar! - Dat loopt nu toch de spuigaten uit, meende de man. Hij nam een langen boonstaak en stak er zijn vrouw mee koppeken onder. Maar nu hief zij haar hand boven water en zoo, met haar twee vingers, gebaarde zij nog met een schaar te snijden. |
|