De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 121]
| |
XCIX. Merciaant.Een boerken ging zijn pacht betalen naar de stad. Hij lag niet goed in den zak met zijn eigenaar, zoodat deze laatste niet al te veel omslag met hem maakte, 't geld natelde en ‘merci’ zegde, zonder meer. Het boerken verstond dat Fransch woord niet en in het heengaan bleef hij er op dubben. - Maar wat zou dat toch willen zeggen? dacht hij aldoor, Merci? Merci? Hij kwam een vriend van het dorp tegen en vertelde dezen onmiddellijk hoe hij door zijn eigenaar ontvangen was geworden. - Merci, Merci, heeft hij u dat waarlijk achternageroepen? vroeg zijn vriend, 'k had zulks van dien man nooit durven denken. - Maar wat wil dat dan toch zeggen? - Vraag het mij liever niet als g' het niet weet, zegde zijn vriend. 't Is beter zóó. - 'k Wil het weten en 'k zal het weten... - Als g' het dan toch weten wil, welnu: Merci dat wil zooveel zeggen als vierkante ezel. - Zoo, zoo, riep het boerken, nu razend kwaad, dan zal hij 't zijn eens gaan krijgen. Het boerken liep als een bezetene naar zijnen eigenaar terug, sloeg er met de twee vuisten op tafel en riep: - Watte? Ik Merci? Neen, gij Merci en heel uw familie Merci! Ge zijt nooit anders geweest dan Merci en zult heel uw leven Merci blijven. |
|