De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 48]
| |
LIX. De slechtheid van de menschenaant.Onze Lieve Heer sprak, al wandelend langs de wegen, met Sinte Pieter over de menschen en hun slechtheid. - Daar hebt ge maar een flauw gedacht van, Pieter! Maar ik zal u, in het naaste dorp, er eens een staaltje van geven. In het dorp waar zij aankwamen, gaf Onze Lieve Heer aan Sinte Pieter het bevel twee schatrijke mannen tot hem te roepen die sinds jaren met elkaar in vijandschap leefden. Toen zij verschenen sprak Ons Heer hen toe met deze woorden: - Ik heb u beiden tot mij geroepen om u beiden een groote gunst te bewijzen. Ik wil u bedeelen gelijk ik nog weinige menschen op de wereld bedeeld heb. Kies, zegde hij tot den eersten rijke, al wat ge wilt en onmiddellijk hebt gij het, maar meteen krijgt uw maat daar - en hij wees op den tweeden rijke - het dubbele van u. En de eerste rijke, die kiezen moest, dacht na. Hij zou graag nog geld, nog veel geld gevraagd hebben, maar dan zou zijn grootste vijand het dubbel van hem ontvangen hebben en dat wilde hij niet. En dan, had hij geen geld genoeg om te leven? Hij moest iets vragen dat hem desnoods pijn zou doen, groote pijn, maar zijn vijand nog eens zooveel. Als eenoogige, al was het nog zoo erg, zou hij nog kunnen leven, maar dan was zijn vijand blind... - Welnu, spreek! zegde Ons Heer. - Een oog verliezen, Meester! zegde hij eindelijk. |
|