De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 259]
| |
CLXXV. Sinte Pieter en de arme vrouwaant.Sinte Pieter was weer ne keer op wandel in Vlaanderen aan den Leiekant. Tegen den avond trok hij er een arm huizeken binnen, waar een arm vrouwken woonde en vroeg een onderkomen. - 'k Hebbe maar een bedde en maar een paar lakens, maar kom toch maar binnen. Ik zal den komenden nacht maar op mijn stoelken slapen, dicht bij 't stoveken. Sinte Pieter was blij lijk een zomervogel en sliep lijk een daske. 's Morgens, voor hij verder toog, dacht hij: - Ik moet dat vrouwken toch een ‘presenteken’ doen, omdat zij zoo lief is geweest mij haar beddeken af te staan. Maar wat zal ik haar geven? Daar ze zoo arm is dat ze maar een paar lakens heeft zal ik haar veel lakens geven. Daarop bedankte Sinte Pieter en zonder meer trok hij op. Zoodra de man weg was ging 't vrouwken haar beddeken aftrekken. En toen ze de lakens vast had en trok, bleef zij trekken. Zij trok en 't was altijd maar fijn en deugdelijk lijnwaad en zij bleef trekken, zooveel en zoolang, dat 't arm menscheken met al dat lijnwaad geen blijf meer wist. |
|