De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 248]
| |
CLXIX. De drie luiaardenaant.Op het dorp woonden drie luiaarden. Zij waren zóó lui dat zij een ware beroemdheid verworven hadden, niet alleen op het dorp zelf en in den omtrek, maar in het heele land. De koning zelf had van die luiaarden al hooren spreken en, op een schoonen dag, besloot hij naar dat dorp te reizen om die luiaarden van dichtbij te zien. Toen de koning op het dorp aankwam bracht men hem onmiddellijk naar een groote wei, waar de drie luieriken in de zon lagen. Ze lagen er alsof ze er eeuwig moesten blij ven liggen, zonder roeren en zonder opzien. Ze waren nog te lui om maar even hun mond open te trekken om te gapen. En de koning sprak: - Ik ben tot hier gekomen om te zien wie van u drieën de grootste luierik is. Voor hem heb ik honderd kronen meegebracht. - Ik ben het luist zegde de eerste luiaard en hij stak even de hand uit. - Neen, ik, zegde de tweede en hij bewoog eens even met het hoofd. Maar de derde luiaard zei geen woord, bewoog geen vin en bleef liggen beweegloos lijk hij lag. En deze won het en kreeg de honderd kronen van den koning. |
|