De Vlaamsche vertelselschat. Deel 2
(1927)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 242]
| |
CLXIV. Van een dief en een pastooraant.Op een avond brak er een dief in de kerk. Ge moet weten dat er 's anderen daags een groote zielmis was met uitdeeling van brood aan de armen. En de bakker had zoo meteen de partij brood in groote manden aangebracht. Toen hij aan 't inbreken was, kwam er een andere dief op 't kerkhof gegaan. - Wat doet gij hier? vroeg hij. - Ik breek binnen om 't brood te stelen dat de bakker gebracht geeft voor de zielmis van morgen. - Ik trek naar den boer daarover om er 't kalf te stelen. - Welnu, ik zal hier binnen wachten op uw komst. Maar nu gebeurde het dat de koster de kerk binnenkwam. Hij wilde ook enkele brooden knippen. Pas had hij de deur geopend of hij zag den dief, die een keers ontstoken had en het brood in een zak stopte. Hij liep als een bremscheer den pastoor halen en deze kwam onmiddellijk mee. De dief, gerucht hoorende, dacht dat het zijn maat was die met het kalf kwam. - Hewel! riep hij, hebt gij 't kalf bij? We zullen het onmiddellijk maar vierendeelen. En de pastoor dacht waarachtig dat men over hem sprak en stoof als een wervelwind buiten. Hij loopt misschien nog. |
|