De weerliicke liefden tot Roose-mond(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd Inhoudsopgave Woord vooraf bij de eerste druk Inleiding A - Biografie B. De ‘Roose-mond’-bundel I. Bibliografie II. Auteurschap III. Ontstaanstijd IV. Decennium van publikatie-aarzeling: 1603-1613 V. Patronaat van het renaissancistisch georiënteerd driemanschap: Puteanus, Caudron en van der Linden VI. Algemene inhoud, bouw en samenhang, cyclische structuur VII. Sine amore Amor? VIII. Geen ficiniaanse achtergronden IX. Imitatio X. Het overgenomene XI. Het persoonlijk-creatieve XII. Invloed XIII. Slotbeschouwing: Primus inter pares Verantwoording De VVeerliicke Liefden tot Roose-mond. Sonnet VVeerlijvke Liefden tot Roose-mond. Sonnetten I. II. III. IIII. V. VI. VII. VIII. IX. X. Liedeken. XI. XII. XIII. XIIII. XV. Liedeken. XVI. XVII. Ode. XVIII. XIX. XX. XXI. XXII. XXIII. XXIIII. XXV. ElegieTot Ian van Swaerveld constigh schilder. XXVI. XXVII. XXVIII. XXIX. XXX. XXXI. XXXII. XXXIII. XXXIIII. XXXV. XXXVI. XXXVII. XXXVIII. Liedeken. T'Samen-claptuschen den wegh-gangher met het Duyfken. XXXIX. XL. XLI. Elegie. XLII. XLIII. XLIIII. XLV. XLVI. XLVII. XLVIII. XLIX. Claght-dicht. L. De Gheboorte der Liefde Gheestelicke, ende Weereltlicke. Ter eeren van de Liefden, eer-tijdt beschreven Sonnet Bijlagen I. Lof myns Liefs Haer-Tros. (1611) II. Bronnen en aantekeningen III. Latere omwerkingen in religieuze zin Namen-index Bibliografie