Regelnummers proza verbergen
| |
| |
| |
Facsimile van het titelblad
| |
| |
Facsimile van sonnet XXV
| |
| |
| |
De VVeerliicke Liefden tot Roose-mond.
Eensdeels naerghevolght de Griecksche/Latijnsche/ ende Franchoysche
Poëten
Ga naar voetnoot#.
t'HANDTVVERPEN,
By Hieronymus Verdussen / inde X. Gheboden.
Anno M. D. C. XIII.
| |
| |
| |
Edele vvijse ende voorsienighe Prince, Deken ende ghesvvoren.
Met alle de ghetrouwe G'huldebroeders, van de Gheestrijcke G'hulde-Camer van S. CATHARINE , binnen de Gravelijcke Stadt van AELST.
Ga naar voetnoot#
1Waert by aldien dat de Nature, daer van de sommighe niet te
ver-//Ga naar voetnoot*Ga naar voetnoot12gheefs
en hebben ghetwijffelt, weermen die
behoorde den naem//Ga naar voetnoot23 te gheven van moeder, ofte
stief-moeder,
boven alle andere wel-//4daeden, den mensche hadde ghegunt ende ghegheven eenen
alghe-Ga naar voetnoot45meynen// wille; zoo en hadde hem sijn lichte, en wissel-baere on-Ga naar voetnoot56ghestaedicheydt
, ten// | |
| |
1tijde van die Babilonsche
wonderbaere bauwinge
, in zoo menige
Ga naar voetnoot12verschey-//dentheyt van taelen niet behoeven te verdeelen, noch te Ga naar voetnoot23verwisselen
: aenge-//sien men
gheenssins voor waerachtich en kan Ga naar voetnoot34besluyten
, hoe dat de selve, // ghelijckerwijs de wortels, ende boomen
5uyt hunnen eyghenen aerd zou-//den zijn voortghecommen; maer 6wel dat sy hunnen
beerfden oirspronck// teenemael zijn toebiedende
Ga naar voetnoot67den aenknick, ende den wille-keur des men-//schen.
Hierom is dese
Ga naar voetnoot7, 8zoo
my dunckt, de oogh-merckelijckste reden, van// te doen blijcken
Ga naar voetnoot8,
9datmen de een taele niet en behoorde te verheffen, en d'an-//der daer 10benevens
te vernederen: ghemerckt sy allegaeder op ghelijcke// af-Ga naar voetnoot1011compste
, te weten op s'menschen versieringhe
zijn hebbende hun Ga naar voetnoot1112steuns-//sele, ende
dat sy van hunnen weghe
tot eenen ghelijcken Ga naar voetnoot1213eynde zijn gheuyt// ende voortghebraght
, als dienende om de be-Ga naar voetnoot1314grijpinghen
des gheests wel// ende ghevoeghelijck
uyt te spreken. Hoe Ga naar voetnoot1415wel men niet en kan ghelooche-//nen
, dat door langhen aenloop van
Ga naar voetnoot1516tijde, eenighe van die, om met meer-//der ende besorghder yverheydt
Ga naar voetnoot16
17t'hebben gheweest geoirboort
, ende behan-//delt, zijn ondertusschen Ga naar voetnoot1718sommighe andere in
fraeyicheydt en rijckdom van | |
| |
1woorden te boven ghegaen: niet datmen
dit der zelver taelen geluck-Ga naar voetnoot12saem-//heydt
behoorde toe te stemmen
; maer wel der menschen Ga naar voetnoot23ondersouckende// vernuftheydt, ende
de bysondere
clouckicheydt. Ga naar voetnoot34Zoo segghe ick dan, dat// alle schepsele, alle conste, ende alle
her-Ga naar voetnoot45vaerentheydt
, in hun eyghen selven,// wesen een selve saecke. Waer Ga naar voetnoot56door
ick
dien volghens niet te vollen en kan// berispen
het
licht-Ga naar voetnoot67strijckende oordeel, het waen-wijs voorstaen, ende die// krille
krijghel-Ga naar voetnoot6/78heydt
eenigher onser
Inlandsche (wesende nievers min dan// in Ga naar voetnoot8 9't Griexsche ofte t'Latijnsche
bedreven
) die daeghelijcx daer ver-10foeyen,// ende als onweerdigh
verworpen
alle saecken in onse Ga naar voetnoot1011Vaderlantsche taele//
gheschreven, ende uytghestelt, al of de zelve
Ga naar voetnoot11 12op vele naer
, niet en waere be-//quaeme, omme, gelijck alle andere, Ga naar voetnoot1213yet
gheleerdelijcx voort te bringhen,// ofte om daer mede yet aerdighs 14te gaen
haelen, uyt der neghen Sangh- //Goddinnen Juweel-coffer,
Ga naar voetnoot1415omme beneffens de andere
van op het groot// tooneel der weerelts, Ga naar voetnoot1516aen een
yder te laeten besichtighen. Ha neen. Wy// hebben de macht 17en de bequaemicheyt
om onse taele tot boven die groene// t'soppen
Ga naar voetnoot17 18van dat twee gheberghte hoogh-moedelijck
te doen rijsen, son-//der Ga naar voetnoot1819den Franchoys, Spaignaert of
Italiaen in eenigh deel te moeten// | |
| |
1wijcken: want aenraeckende
hunne taelen, boven veel andere
vloeyi-Ga naar voetnoot12ger, // ende wat rijcker in woorden, oft t'ghebeurde dat aller taelen Ga naar voetnoot23de
groote La-//tijnsche moeder
wederheyschte
de blaederen, by de Ga naar voetnoot34voorghenoemde
van// haeren
Lauwer-crants ontleent, ghesnopt, ende
Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot3/45ghetrocken; voorwaer sy// souden in corter stondt meer dan half 6berooft,
ghestroopt, en blaede-loos// ghedijen
. Merckt dan of wy onse Ga naar voetnoot67taele niet
prijs-weerdigh en moeten ach-//ten? naedemael
die niet en
Ga naar voetnoot78heeft van noode, alst wy't bepooghen
, eenigh// woort-cieraet aen Ga naar voetnoot89eenighe wt-heemsche te leenen,
schuymen
ofte ontvrem-//den: soo Ga naar voetnoot910het zelve hier in dese naervolghende
dichten, als maer wesende//
Ga naar voetnoot10 11cleyne proefstuxkens, meer dan ghenoegh ende te vollen kan
ghe-12blijcken.// Het zijn Weerlijcke Liefden, die eertijts
in den bloey-Ga naar voetnoot1213tijdt sijns
levens ee-//nen onsen me-g'huldebroeder
, afwijckende van Ga naar voetnoot1314meerder ende ghewichti-//gher saecken,
tot vermeydinghe
ende
Ga naar voetnoot1415verscherpinghe sijns gheests, heeft// uytghestelt
. Het sijn Weer-Ga naar voetnoot1516lijcke Liefden (op
dat ick den woordt-sin
hierop// ghebruycke des Ga naar voetnoot1617gheleerden Erycius Puteanus,
naercommer
vanden on// sterffe-Ga naar voetnoot1718lijcken Lipsius
) niet om daer in t'aenschauwen de
liefde, als de Ga naar voetnoot1819sieckte// van een ledigh, ende traegh-loorigh ghemoedt
; maer wel 20van sulck een, // Ga naar voetnoot19
| |
| |
1het ghene
verweckt is tot allerhande deught. Het zijn Weerlijcke 2Liefden,// niet
van dat blindt-siende kint van Venus
; maer wel van Ga naar voetnoot23des Wijsheydts// Goddinne Minerva : die zoo
veel uytrechten
, dat Ga naar voetnoot34ghebluscht zijnde het vier// der quaeder
wellusticheydt, ontsteken
Ga naar voetnoot4 5wordt de fackel der Eere; dat ver-//stroyt sijnde de lichte
pluymen der 6vlieghende sotticheydt
, aenghedaen// worden de vlercken der
wijt-Ga naar voetnoot67vlieghende Fame. Om cort te maecken,// hier is vier sonder vier;
Ga naar voetnoot78hier is liefde sonder liefde
. Ende hoe wel dat//
niemant den Meester
Ga naar voetnoot8 9van dese
gheleerde lieffelijcheydt en heeft connen, bewillighen
van Ga naar voetnoot910de
selve in het licht te gheven (eensdeels nemende sijne on-//schult op
Ga naar voetnoot10 11den ampt
die hy teghenwoordich is bedienende, eensdeels om// dat Ga naar voetnoot1112de saecke ghevrocht
inden eersten aenvanck sijnder Jonckheydt
, het//
Ga naar voetnoot1213aenschijn des weerelts, soo hy seyde, niet en was weerdigh:) nochtans
14we-//sende eenigh deel derselver, van weghen diese
schijnt te ver-Ga naar voetnoot1415worpen, my
ter// handt gecommen, hebbe dies niet tegenstaende my
Ga naar voetnoot15 16derven verstauten, op// dat ick van ons
eyghen goet niet teenemael
Ga naar voetnoot16 17en beroove, dese in Druck// te laeten uytgaen, ende u lieden
Edele, 18Wijse, ende Voorsienighe, Prince,// Deken, Ghesvvoren ende
19Medeg'hehulde
, als wesende een van ons beste// Ga naar voetnoot19
| |
| |
1Huys-catheylen,
toe te eyghenen, omme van u lieden weghe
, als een Ga naar voetnoot12schauw-stuck, aen alle reden-rijcke
Dicht-Caemers vertooght
te wor-Ga naar voetnoot23den, ende voorgheleydt den
vernuftighen spits
van alle Nederlandsche Ga naar voetnoot34Verstanden.
Dit is den eenighen wensch
Edele, Wijse, ende Voorsienighe
van u lieden dienst-vvillighen ende ghetrauvven me-ghehulden
g. caudron
Ga naar voetnoot#.
| |
| |
| |
| |
Erycius Puteanus N.N.
amicissimam S.
Ga naar voetnoot#
1Tu verò tolle hanc prolem, quam sine nostro, sine patriae
damno, 2non// abjicias. Nam profectò, ut liberè judicium meum
promam, 3quid// lingua, quid lyra vernacula nostra possit, tuo unius aut scire
4indicio// Belgae poterunt, aut silentio nescire. Famam ne sperne, quâ 5ad
patrij elo-//quij cultum plures excitentur. Te ducem facio hujus 6chori, qui
Belgicas// ipse facis Gratias, & Musas. O te felicem! si 7esse nos quoque
voles, si im-//buere publicè vernantis Genij tui rore. 8An argumentum te
retardet? Fateor,// Amor est; non morbus ille 9languentis animi, sed vigor
excitati; non Veneris// ille puer amplius, 10sed Minervae. Hoc agit (liceat
dicere) ut extinctâ libidi-//nis face, 11honoris accendat; ut abiectis
levissimi furoris alis, Famae adsumat.// 12Breviter, sine cupidine hic Cupido
est, sine amore Amor. Habes 13senten-//tiam meam mi N. sed publicis suffragijs
firmatam: me quoque 14vero adfectu// tuum. Vale
Ga naar voetnoot14.
Ga naar voetnoot#
| |
| |
Quis novus hic supra nostrum te spiritus, aevum,
Conditum, omnigenas spirare medullitus artes
Creditur, & jam-nunc culmine stare suo,
5[regelnummer]
Quis novus hic supra excultum te spiritus aevum
Ad facienda novo Carmina more rapit?
Gratia, conatis obstet iniqua tuis.
Andreas Hoivs
Ga naar voetnoot#
apud Duacenses Graecarum litterarum Regius Professor.
| |
| |
| |
| |
Ter eeren vande VVeerlijcke Liefden tot Roose-mond.
Sonnet.
5[regelnummer]
Den Tartarischen Cham
Ga naar voetnoot5 maeckt
sijnen naem groot-achtigh,
Heur borstjens sijn cristael met rubijnen verciert,
| |
| |
| |
| |
II.
Moghen achten als roock voor de winden ghesonden:
U liefd' is Menschelijck met Gods liefde bemuert,
Vijandt van 't ydel vleesch, rechte stoffe der
sonden:
En t'alderschoonste deel van uwen Roose-Mond,
10[regelnummer]
Is de godlijcke deughd, die haeren gheest doet
achten,
Boven peerlen en gout, en waepens groot van
machten.
Blijft dan ghetrauw minnaer soo gheluckigh doorwondt,
En een so grooten schat sluyt vast in u ghedachten.
THEODERICK VAN LIEFVELT
Ga naar voetnoot#
Heere van Opdorp.
| |
| |
5[regelnummer]
D'ander minnigh ghevracht, t'welck een coudt hert verkeert
Ga naar voetnoot5
In een gloeyende vier, deur t'lieffelijck verhael
Van eenen hayr-tros blond, oogh-cristael,
lip-corael,
10[regelnummer]
Voor alle man gheleert, want dees const
onghewoon
Const verheucht
cavdron.
|
-
voetnoot#
-
Weerliicke: wereldlijke, profane.
Liefden: (is een mv.) bedoeld zijn de verschillende fasen of cyclussen; wellicht ook onder invloed van ‘amores, ignes’ uit de neo-latinistische literatuur, en ‘Les Amours’ van Plejade-dichters.
Eensdeels: ten dele; dit laat
veronderstellen dat, behalve navolging, de bundel ook eigen kreatief werk
bevat.
naerghevolght...: herinnert aan Lucas de
Heere's ‘Den Hof en Boomgaerd der Poesien...’ naer d'exempelen
der Griecsche, Latijnsche en Fransoische Poëten ’ (1565). Vgl.
de herdruk met inleiding en aantekeningen door W. Waterschoot (Zwolse drukken
en herdrukken, nr. 65, 1969).
-
voetnoot#
- (Titel) voorsienighe: verstandige, beleidvolle.
Prince: prins (beschermheer van de rederijkerskamer).
ghesworen: beëdigde (bestuursleden van de rederijkerskamer). Alle 17e-eeuwse rekeningposten van de kamer vangen aan met de woorden: ‘aen prince, deken ende gheswoornen...’. Wie in 1613 deel uitmaakte van het bestuur of ‘de Eed’, is bij gebrek aan bronnen niet te achterhalen.
G'huldebroeders: plechtig beëdigde gildebroeders (volgens L.C. Michels, een woordspeling gilde en hulden, d.i. na eedaflegging plechtig in de gildekamer opnemen en inhuldigen). Verder in de tekst volgende varianten: me-g'huldebroeder, medeg'hehulde, me-ghehulden.
gheestrijcke: rederijke;g'hulde-camer: gildekamer.
Camer van S. Catharine: Vgl. V. D'Hondt, Geschiedenis van het Tooneel te Aalst en bezonderlijk van de Koninklijke Rederijkkamer ‘De Catharinisten’ onder kenspreuk ‘Amor vincit’ (Aalst, 1908). Catharina was de beschermheilige van vele kamers; ze werd jaarlijks op 25 november herdacht en gevierd.
-
voetnoot*
- Het teken // wijst het einde van een regel aan in de
oorspronkelijke uitgave.
Br
-
voetnoot1
-
Waert by aldien dat: ware het zo dat,
indien; daer-van: waarvan; de sommighe: sommigen; niet te
vergheefs: niet zonder reden.
-
voetnoot2
-
hebben ghetwijffelt: zich in hun twijfel
hebben afgevraagd; weer... ofte: of... dan wel.
-
voetnoot4
-
eenen alghemeynen wille: een eensgezinde
wil.
-
voetnoot5
-
zoo: dan; wissel-baere:
wisselvallige; onghestaedicheydt: (l'inconstance humaine, du Bellay)
onstandvastigheid.
-
voetnoot1
-
die Babilonsche bauwinge: de bouw van de
toren van Babel in Babylonië.
-
voetnoot2
-
verschey-dentheyt van taelen: (Fr.:
diversité et confusion) taalverscheidenheid en spraakverwarring;
verdeelen en verwisselen: (Fr.: se forger tant de manieres de parler) in
taalstammen verdelen en tot verwarring leiden.
-
voetnoot3
-
voor waerachtich besluyten: als juist
aanvaarden.
-
voetnoot6
-
beerfden oirspronck: overgeërfde
oorsprong; teenemael: helemaal; toebiedende: aanbiedend,
voorleggend aan.
-
voetnoot7
-
aenknick: instemming (de zin is: de
ontwikkeling en het ev. verward uit elkaar groeien van de talen hangen
rechtstreeks af van de instemming en de willekeur van de mensen); dese:
nl. aenknick ende willekeur, d.i. deze uit vrije wil gedane keus.
-
voetnoot8
-
de oogh-merckelijckste reden: de
voornaamste beweeggrond; van te doen blijcken: om te bewijzen.
-
voetnoot10
-
daer benevens: daarnaast, daaraan
ondergeschikt; ghemerckt: aangezien; afcompste:
afstamming.
-
voetnoot11
-
versieringhe: willekeur, fantasie (Fr.:
la fantaisie des hommes; du Bellay in navolging van Sperone Speroni ‘dal
voler de mortali’).
-
voetnoot12
-
steunssele: steun, basis, d.i. hun
afstamming berust op menselijke willekeur; van hunnen weghe: door
hen.
-
voetnoot13
-
eynde: doeleinde (Fr.: d'un mesme
jugement à une mesme fin); gheuyt: syn. van voortghebraght
(Fr.: ont été formees).
-
voetnoot14
-
de begrijpinghen des gheests: wat de
geest inziet en begrijpt; wel: helder; ghevoeghelijck:
behoorlijk.
-
voetnoot15
-
gheloochenen: (inf. met ghe- na
ontkennend hulpw. v. wijze) loochenen.
-
voetnoot16
-
eenighe van die: enkele onder die
talen; besorghder yverheydt: meer behartigde, intensere ijver.
-
voetnoot17
-
t' hebben gheweest geoirboort: beoefend
werden.
-
-
[tekstkritische noot]5 hun, i.p.v. ijun.
-
voetnoot1
-
sijn... te boven ghegaen: hebben
overtroffen; gelucksaem-heydt: (du B., félicité) gelukkig
lot.
-
voetnoot2
-
toe te stemmen: toe te schrijven
(aan).
-
voetnoot3
-
vernuftheydt: (Fr.: artifice)
kunstvaardigheid; clouckicheydt: (Fr.: industrie) vindingrijkheid;
ende de: (volgens Michels een dittografie).
-
voetnoot4
-
alle schepsele: alle schepsels, al het
geschapene; hervaerentheydt: ervaring (op gebied van taal, kunst en
wetenschap).
-
voetnoot5
-
in hun eyghen selven: (Fr.: endroict
soy) in zich zelf; wesen (ind. praes., volgens Michels contaminatie van
dat... sijn en te wesen); Waer door: zodat.
-
voetnoot6
-
niet te vollen: niet genoeg;
berispen (Fr.: je ne puis assez blamer) laken, afkeuren.
-
voetnoot6/7
-
lichtstrijckende oordeel:
oppervlakkig, vlug geveld oordeel; waen-wijs voorstaen (du B., sotte
arrogance et témérité) verwaande houding; krille
krijghelheydt: geprikkelde eigenzinnigheid.
-
voetnoot8
-
eenigher onser Inlandsche: van enkelen
onder onze landgenoten (nl. de latijnschrijvende humanisten), wesende
nievers min dan in 't Griexsche ofte t' Latijnsche bedreven: (du B.,
n'etans riens moins que Grecz ou Latins); rien moins que bet. volgens
Robert VI, 219, aucunement, d.i. allesbehalve; dit zou dan betekenen: alhoewel
grieks en latijn schrijvend, en voorwendend in die talen bedreven te zijn, zijn
zij allesbehalve Grieken en Latijnen en toch misprijzen ze de
moedertaal.
-
voetnoot10
-
verworpen: (du B., déprisent)
verwerpen, minachten.
-
voetnoot11
-
uytghestelt: in 't licht gegeven; al
of: alsof; de zelve: de moedertaal.
-
voetnoot14
-
der neghen sangh-Goddinnen
Juweel-coffer: het schrijn van de negen Muzen, beschermgodinnen o.a. van de
poëzie.
-
voetnoot15
-
beneffens de andere: naast, evengoed
als de andere (talen).
-
voetnoot17
-
bequaemicheyt: bekwaamheid, talent;
t'soppen: toppen.
-
voetnoot18
-
dat twee gheberghte: de tweetoppige
Parnassus aan Apollo en de Muzen gewijd; hoogh-moedelijck: met
fierheid.
-
-
[tekstkritische noot]T 3 blaederen, i.p.v. blnederen. 9 schuymen, i.p.v. schnymen.
-
voetnoot1
-
wijcken: onderdoen voor;
aenraeckende: wat betreft.
-
voetnoot2
-
oft t'ghebeurde: indien het gebeurde;
aller taelen moeder: het Latijn, moeder vooral van de bovengenoemde
romaanse talen.
-
voetnoot4
-
van haeren Lauwer-crants: d.i. aan de
lauwerkrans van het latijn; ghesnopt: ontrukt, afgesnoept.
-
voetnoot3/4
-
by de voorghenoemde: door de
bovengenoemde, d.z. het Frans, Spaans en Italiaans.
-
voetnoot6
-
blaede-loos: bladerloos;
ghedijen: worden.
-
voetnoot8
-
als wy 't bepooghen: indien wij het
beproeven.
-
voetnoot9
-
leenen: ontlenen; schuymen:
ontroven.
-
voetnoot12
-
gheblijcken: (ghe-, na hulpw. v. wijze)
blijken; Weerlijcke: Wereldlijke, profane; eertijts: de
ontstaanstijd van de liefdegedichten ligt, luidens deze mededeling, in de
vóórpriesterlijke jeugdjaren.
-
voetnoot13
-
me-g'huldebroeder: mede beëdigde
gildebroeder.
-
voetnoot15
-
verscherpinghe: verheldering, oefening;
uytghestelt: geschreven.
-
voetnoot16
-
woordt-sin: de betekenis van dit
woord.
-
voetnoot17
-
Puteanus: (zie namen-index);
naercommer: opvolger.
-
voetnoot18
-
Lipsius: (zie namen-index) Puteanus en
Lipsius waren professor te Leuven.
-
voetnoot19
-
ledigh: ijdel; traegh-loorigh
ghemoedt: (Kil.: morbus amor languentis animi) ziekelijk-kwijnend,
melancholisch.
-
voetnoot2
-
blindt-siende kint van Venus: de
geblinddoekt voorgestelde minnegod Cupido, zinnebeeld van zinnelijke
liefde.
-
voetnoot3
-
Minerva: romeinse godin van de wijsheid,
en dus zinnebeeld van een hogere geestelijke liefde; uytrechten:
uitrichten, teweegbrengen.
-
voetnoot6
-
vlieghende sotticheydt: voorbijvliegende
jeugdige hartstocht.
-
voetnoot7
-
Fame: de godin van het gerucht, de faam;
hier is vier...: Caudron vertaalt uit de latijnse brief van Puteanus:
‘Fateor amor est... sine amore Amor’.
-
voetnoot10
-
eensdeels...eensdeels: enerzijds...
anderzijds; nemende sijne onschult op: zich verontschuldigend
wegens.
-
voetnoot11
-
ampt: ambt, d.i. als pastoor van
Oudegem enMespelare sedert 3 december 1607.
-
voetnoot12
-
ghevrocht: tot stand gekomen;
eersten aenvanck...: dit argument van de auteur zelf bevestigt Caudrons
mededeling ‘in den bloeytijdt sijns levens’.
-
voetnoot14
-
eenigh deel derselver: er moeten dus
nog meer liefdesgedichten geweest zijn, vermits de hier gepubliceerde maar een
gedeelte ervan zijn; diese: wie ze.
-
voetnoot15
-
verworpen: verwerpen; my ter handt
gecommen: het gaat dus zgn. om ‘een soete dieverije’, zoals
later ook P. Scriverius het uitdrukt met betrekking tot de ‘Duytsche
vruchten’ van zijn vriend
Daniël Heinsius (opdracht, 1616) -
Niettemin dient er op gewezen dat o.i., zonder enige vorm van medewerking van
de Harduwijn zelf, de uitgave nooit tot stand zou zijn gekomen; dies niet
tegenstaende: niettemin.
-
voetnoot1
-
Huys-catheylen: huisschatten, d.z.
poëzieschatten; toe te eyghenen: op te dragen; van u lieden
weghe: door u.
-
voetnoot2
-
schauw-stuck: pronkstuk;
vertooght: vertoond.
-
voetnoot3
-
voorgheleydt: voorgelegd, aangeboden
aan; den vernuftighen spits: de oordeelkundige, scherpzinnige
kritiek.
-
-
[tekstkritische noot]T [9] ontbreekt in ed. 1613. 2 abjicias, herstel van de vermoedelijke drukfout
abijcias. 3 tuo unius, herstel van de drukfout ed. 1613 tuo
tunius. 4 indicio, herstel van de drukfout iudicio.
-
voetnoot#
-
Erycius Puteanus N.N. amicissimam S.:
E.P. (nomen nescio)... (salutem dat), d.i. E.P. schenkt zijn hartelijkste groet
aan de niet genoemde. Eigenlijk gebruikt de humanistPuteanus hier de initialen N.N., zoals gebruikelijk was
bij het romeins rechtskundig onderricht; in gefingeerde processen noemde men de
aanklager A.A. en de beklaagde N.N., zulks ingevolge een woordspeling: 1. de
man met de geldpot (Aula) die het proces inspant (Agit), 2. de man die niet wil
betalen (Numerare Negat).
-
voetnoot#
- Deze brief verscheen reeds in 1612 in
‘Eryci Puteani Epistolarum Apophoreta Centuria IV’
(Epistola XXII, blz. 28-29); hij is gedagtekend 10 mei 1608 en gericht tot
‘Justo Harduino S.D.’ (salutem dat auctor). Daaruit blijkt alvast
dat de Roosemond-periode aan de priester-periode is voorafgegaan. Samengevat
luidt de inhoud als volgt: ‘Misken uw poëzie niet, want ze is echte
poëzie. Door u zullen velen leren wat poëtische woordkunst is, door u
zullen velen worden aangewakkerd ook in de moedertaal te dichten. Het gegeven,
de liefde, mag u niet weerhouden te publiceren; u bezingt immers geen
zinnelijke, maar een hogere geestelijke liefde. Stel uw talrijke vrienden, die
dit beamen en u als de leider van een nieuwe dichtergeneratie begroeten, toch
niet teleur’. (Zie de volledig vertaalde tekst in de Aantekeningen). Over
Erycius Puteanus zelf, zie namen-index.
-
voetnoot2
-
Latio: Latium, d.i. Italië;
Cecropio: Cecropium, d.i. Griekenland; Cecrops was de oudste koning van
Attica, de stichter van de atheense acropolis.
-
voetnoot7
-
Bertassi: G. du Bartas (1544-1590), de
beroemde auteur van het episch gedicht ‘La Sepmaine ou Création du
Monde’ (1578).
-
voetnoot9
-
Samij magistri: de meester van Samos,
d.i. de griekse filosoof Pythagoras, die aan zielsverhuizing
geloofde.
-
voetnoot10
-
Becani: Becanus. In de liminaria van
de Harduwijns ‘Godd. Lof-Sanghen’ (1620) verscheen een variante van
Hojus' lofgedicht, waarin ‘Becani animam’ vervangen is door
‘Majorum animam’ (de ziel van de Ouden, de Groteren). In
antieke teksten komt de naam Becanus nergens voor. Hier moet wel worden gedacht
aan de beroemde antwerpse humanist
Joannes Goropius Becanus(1518-1572),
wiens ‘Origines Antwerpiana sive Cimmeriorum becceselana novem libros
complexa’ (Antwerpiae, 1569) grote invloed oefende op de opvattingen
van taalgeleerden en humanisten. Daarin wordt o.a. geponeerd dat het Nederlands
alle andere talen overtreft (en dat Antwerpen werd gesticht door afstammelingen
van de Kimbren, die nog de taal van het eerste mensenpaar spraken, ... zodat
wie in het Nederlands dicht een paradijselijke taal hanteert!).
-
voetnoot11
-
Becceselann: (gen. mv.) van de
antieken; Beccesélanos is een neologisme van Aristofanes (De Wolken,
398) dat archaïsch, antiek betekent.
-
voetnoot12
-
Cimbrorum: (gen. mv.) van de Kimbren
(Germanen).
-
voetnoot13
-
Tyrrheni vates: dichters uit
Turrenia, d.i. Etruria in Midden-Italië; dus romeinse en italiaanse
dichters.
-
voetnoot14
-
Cimbrica Musa: de kimbrische
(germaanse) Muze, poézie. In dit nogal ingewikkelde lofdicht prijst
A. Hojus de nieuwe geest en de nieuwe
vorm van de Harduwijns poëzie; hij legt er nadruk op dat zij de kunst van
de vurigePetrarca en van de elegante
du Bartas evenaart en zelfs overtreft.
Dit wettigt dan de vraag of de nieuwe taal van de Germanen, zoals ze in de
poëzie van de Harduwijn werd geopenbaard, nu wellicht de zuivere
woordkunst van de Antieken evenaart en overtreft. De laatste twee verzen
(cedite... parit) zijn een transcriptie vanPropertius: ‘cedite Romani scriptores, cedite Graii!
Nescio quid maius nascitur Iliade’. Hojus zegt: ‘Wijkt Romeinse (en
latere Italiaanse) dichters, wijkt ook gij Franse dichters; ik weet niet of de
Germaanse muze iets groters voortbrengt’. Verzwegen blijft het tweede lid
van de vergelijking: ...‘dan de poëzie vanJustus de Harduwijn
’ (Vgl.
Aantekeningen).
-
-
[tekstkritische noot]T de bladnummering [11] ontbreekt in de ed. 1613 L 7 komma's (bijstelling). De terzinen in de ed. 1613 zijn ingevolge te kleine zetspiegel door geen spatie gescheiden.
-
voetnoot1
-
Spaenschen Vorst: de spaanse koning
(in 't algemeen); vermaert voor seer machtigh: geroemd, geëerd als
zeer machtig.
-
voetnoot2
-
Peru: (was toen spaans
vice-koninkrijk).
-
voetnoot3
-
edel ghesteent: vooral turkois uit
Perzië.
-
voetnoot4
-
reuck... cruyt: aromatische
gewassen.
-
voetnoot5
-
Tartarischen Cham: (Kil.: Tartarije,
magni Chami Imperium); Cham: Tartaars machtig volksleider.
-
voetnoot6
-
gheweer: wapen (in coll. bet. van
leger); van: door.
-
voetnoot10
-
ghestraelt: gepolijst (en derhalve
glanzend); oogh (is onderwerp); ter handt: dadelijk.
-
voetnoot11
-
lipkens: (is onderwerp); u
onthechten: onthechten u van, maken u ongevoelig voor (daar haar lippen nog
kostbaarder zijn dan peerlen...).
-
voetnoot13
-
d'Inghels: de engelen; te
bevechten: door innemendheid te veroveren.
-
-
[tekstkritische noot]L 8 Komma na vleesch.
-
voetnoot1
-
Maer: (legt een verband tussen dit en
vorig sonnet); want: omdat.
-
voetnoot2
-
Dat: (voegw. in herhaling ter
vervanging van want: WNT III/2, 2306/6).
-
voetnoot3
-
vervuert: vervoert, in vervoering
brengt.
-
voetnoot5
-
Ten waer: ten ware, indien niet;
uwen gheest (is onderwerp).
-
voetnoot6
-
ghebuert: (als buren) verbonden,
gepaard (de zin is: indien uw geest niet het hoger (geestelijk) goede met het
zinnelijk (werelds) had verbonden).
-
voetnoot#
-
theoderick van liefvelt: (zie
namen-index).
-
-
[tekstkritische noot]T de bladnummering [13] ontbreekt in de ed. 1613.
-
voetnoot1
-
dobbel constigh: kunstig op
tweevoudige wijze, én naar vorm (taalbeheersing en -zuiverheid)
én naar inhoud (minnevreugde en -smart); t'een: het ene deel,
d.i. de vorm.
-
voetnoot2
-
Wegh neemt: wint, bekoort;
deur: eu voor oo (Oostvlaams) door.
-
voetnoot3
-
Gheeft ons een vol verstandt: doet ons
ten volle begrijpen (en geeft ons een voorbeeld); hoe des gheleertheydts
strael: hoe het licht van de geleerdheid (d.i. de
taalbeheersing).
-
voetnoot4
-
reden-rijck: (rhetoricaal)
dichterlijk; beschrijf: beschrijving, stijl (d.z. de gedichten);
heeft vereert: heeft eer aangedaan, d.i. heeft een stempel van
volmaaktheid op het werk gedrukt.
-
voetnoot5
-
D'ander: het andere deel, d.i. de
inhoud; minnigh ghevracht: op de wijze der min bewerkt; verkeert:
verandert.
-
voetnoot8
-
het sinnigh ghepeys: het bezonnen
gepeins, de denkende geest; daer: daarheen waar; verseert:
bedroeft.
-
voetnoot11
-
vervolgh: navolging;
diep-sinnigh: ernstige, geleerde; helt: held (wel in de betekenis
van dichter).
-
voetnoot12
-
al waer: al ware, ook indien... zou
zijn; blindt kint: de geblinddoekte Cupido.
-
voetnoot13
-
voor hem: in zijn plaats, in de
plaats van Cupido; gaen ten strijt: de strijd aan te gaan.
-
voetnoot14
-
daer deur: daardoor, d.i. door dit
‘werck’, door deze poëzie; sal sijn in vier
ghestelt: zal ontroerd worden (vier: vuur).
|