De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
Sonnettot PhoebumGa naar voetnoot#.Noynt en hebb' ick besocht de wijt-vermaerde paelen
Ga naar voetnoot1
Des twee-hoofdighs gheberghts, noynt en hevet
Ga naar voetnoot2 gheluckt
Dat ick sou mijnen mond met lust hebben ghedruckt
Aenden cristaelen vloed die Pegasus doet daelen
Ga naar voetnoot4.
5[regelnummer]
Noynt en hebb' ick verselt
Ga naar voetnoot5 met
t'cierssel onser taelen
Het neghen suster heyr, noynt en heeft my ghetuckt
Ga naar voetnoot6
Den groenen Lauwer-tack die Phoebus mildigh
pluckt
Onnuttich kenn' ick my van
Ga naar voetnoot9 hem te sijn gheloont,
10[regelnummer]
Of t'hebben t'hooft rondom met sijnen crants
Ga naar voetnoot10 becroont,
Die noynt en hebb alsnoch hem weerdighs yet
Ga naar voetnoot11 gheschreven.
Nochtans, ô Phoebe, al ist dat ick derv'
uwe gunst,
Een meerder
Ga naar voetnoot13 Godt dan ghy sal insien mijne cunst
En my in plaets' van dien een Mirtus -croone
Ga naar voetnoot14 gheven.
|
|