De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
VVeerlijvke Liefden tot Roose-mond.SonnettenI.De vruchten nieu ghebaerst uyt des Aerds milden schoot
Ga naar voetnoot1,
Tot der dieren oirboor, en s'menschen onderhauwen
Ga naar voetnoot2,
Worden naer oud ghebruyck der Steden en Landauwen
In tuygh' van danckbaerheydt gh'offert de Goden
Ga naar voetnoot4 groot:
5[regelnummer]
Den Land-man die in sweet besueren
Ga naar voetnoot5 moet sijn broot,
Gunt Ceres eenen crants, van aerden en van
hauwen
Ga naar voetnoot6:
Den wijn-leser met most
Ga naar voetnoot7
compt Bacchus hayr bedauwen,
Vlechtende d'eerste crapp'
Ga naar voetnoot8 rondom sijn borsten bloot.
En ick, ô Roose-Mond, com d'eerste
vruchten hanghen
15[regelnummer]
(Mijns ionck-iaerighe Jeughds onblusschelijcke
spranghen
Ga naar voetnoot10)
Aen uw's schoonheydts Autaer
Ga naar voetnoot11, die door de
liefde gloeyt;
Aenveert die willigh dan, sonder eenigh weer-segghen
Ga naar voetnoot12:
Want gheen ander Goddin en magh ick die toelegghen
Ga naar voetnoot13,
Te meer, om dat sy zijn in uw' erve
Ga naar voetnoot14
ghegroeyt.
|
|