De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
gaan, én als dichterlijke wekroep tot nederlands taalbewustzijn, én als voorbeeld van typisch renaissancistische liefdespoëzie, is beperkt gebleven tot een persoonlijke vriendenkring. In dit verband moge - behalve op de rechtstreeks bij de ‘Roose-mond’-uitgave betrokken lofdichters - o.a. worden gewezen op de opgetogenheid waarmede Justus de Harduwijns in 1612 uit Rome naar Gent teruggekeerde vriend Justus Ryckius de bundel begroette: bij de voltooiing van een tijdens de terugreis teMilaan aangevangen ‘Elogia gandensium poetarum’ Ga naar voetnoot1 laste hij er een speciale Justus de Harduwijn-hulde in, om er spontaan zijn vreugde en trots over uit te spreken dat ‘men niet langer bewonderend en naijverig naar de prestaties van buitenlandse dichters hoefde op te kijken, nu een eigen landgenoot-dichter - wiens zang met die van de zwanen kon wedijveren - in het eenzaam afgelegen oord aan de samenvloeiing van Dender en Schelde (bedoeld is Oudegem-Mespelare) zulke wondermooi elegische liederen had gezongen. (Roose-mond). En nog een andere Gentenaar, de benedictijn Cornelius Lummenaeus a Marca van St.-Pietersabdij, huldigde in een gelijkaardige ode de ‘dulcis genius’ van de Harduwijn, die hij beschouwde als de redder en handhaver van de poëzie in Vlaanderen. Ga naar voetnoot2 Dit was de grote opluchting onder de poëzie-vrienden. Dat het lentische ‘Roose-mond’-geluid echter geen weerklank vond in het Noorden, was het gevolg van de tijdsomstandigheden; dat het in het Zuiden slechts korte tijd en dan nog als in sourdine werd gehoord, vond zijn oorzaak in de Harduwijns onverhoedse verloochening van zijn ‘Venus ghejancksel’. Ga naar voetnoot3 Ingevolge de ingreep van de rigoristische pastorale visitatorHenricus Calenus Ga naar voetnoot4 gebeurde dit al vlug na het verschijnen van de bundel, en het is best mogelijk dat de auteur ‘gheanckert in het bevel’ van zijn geestelijke overheid, het daarbij niet zal hebben gelaten; de reeds in omloop gebrachte exemplaren van zijn eersteling werden wellicht weer ingetrokken en vernietigd, ten einde zoveel mogelijk elke herinnering eraan uit te wissen. Intussen echter hadden zijn vrienden in de ‘Roose-mond ’ het morgenrood van een nieuw poëtisch ideaal begroet en hun enthousiasme bezielde hen zelf, hetzij tot geactiveerde liefde voor de moedertaal (David van der Linden, Guilliam Caudron, Theoderick van Liefvelt, Erycius Puteanus), | |
[pagina 58]
| |
hetzij tot parallelle wedijver (Joan David Heemssen). Bij het uitstippelen van een nieuwe versbouwtheorie ging ookJacob Ymmeloot uit van de ‘Roose-mond’-sonnetten; en anderen, zoalsJustus Ryckius, Lummenaeus a Marca, Antonius Sanderus, Willem van der Elst, Henricus Calenus, zwaaiden de Harduwijn uitbundige lof toe. Ga naar voetnoot1 Maar die sfeer van bewondering kon, na het doven van het ‘Roose-mond’-licht niet verder uitdeinen en, bijaldien dat ze bleef gloren, putte ze haar gloed uit een andere vuurhaard: de Harduwijns latere religieuze poëzie. |
|