| |
| |
| |
Bibliografie
A. J. de Harduwijn's werken
I. | De Weerliicke Liefden tot Roose-mond. Eensdeels naerghevolght de
Griecksche/Latijnsche/ende Francoysche Poëten. t'Handtwerpen, By Hieronymus Verdussen/inde X. Gheboden. Anno
M.DC.XIII.
De bundel werd heruitgegeven:
a. door R. Foncke, met inleiding en aantekeningen, in de
‘Seven Sinjoren-reeks’ (Antwerpen, De Sikkel, 1922).
b. door O. Dambre, in facsimile-druk (Antwerpen, De Sikkel,
1942).
c. id, ingeleid en met aantekeningen voorzien (Zwolse drukken
en herdrukken, nr. 21, 1956).
d. door M.C.A. van der Heijden, met inl. en aant. in
‘Spectrum der nederlandse letterkunde’, (nr. 6, Spectrum, 1968,
blz. 391-466). |
II. | Goddelicke Lof-Sanghen Tot Vermaekinghe van alle gheestighe
Liefhebbers, Door Iustus de Harduyn Pr. Te Ghendt, By Jan vanden Kerchove/ woonende op de hoogh-poorte/ in
'tghecroont Sweerdt. Anno 1620. Heruitgegeven door O. Dambre, met inleiding en toelichtingen, in de
‘Seven Sinjoren-reeks’ (Antwerpen, De Sikkel, 1933). |
III. | Den Val Ende Op-stand van den Coninck ende Prophete David Met
By-voegh vande Seven Leed-tuygende Psalmen. Door Iustus de Harduyn. Te Ghendt, By Ian vanden Kerchove, woonende op de hoogh-poorte/ in
'tghecroont Sweerdt. Anno 1620. Heruitgegeven door O. Dambre, met inleiding, bron en aantekeningen,
in de ‘Seven Sinjoren-reeks’ (Antwerpen, De Sikkel, 1928). |
IV. | Goddelycke Wenschen verlicht met sinnebeelden, Ghedichten en
vierighe Uytspraecken der Oud-Vaeders. Naer-ghevolght de Latynsche vanden Eerw.
P. Hermannus Hugo Priester der Societeyt Iesu door Iustus De Harduyn P. T'Hantwerpen By Hendrick Aertssens inde Cammerstrate inde witte
Lelie 1629. 2e uitg. 1645 te Amsterdam, by P.J. Paets. |
V. | Alexipharmacum, dat is Teghen-Gift voor de Catholijcke Borgherye
der Stede 's Hertoghen-bosch. Teghen de verblindinghe des Woordendienaers
aldaer, of corte be-andwoordinge op het Beroep-schrift der selver door
Cornelium Janssenium van Leerdam,.... overgeset uyt het Latijn in onse
Neder-duytsche taele door Justus Harduynus. Tot Loven, By Jan Oliviers, en Coenesteyn, 1630. (Heruitgegeven door O. Dambre, met inleiding en aantekeningen, in de
Oud- |
| |
| |
| heidkundige Kring Dendermonde, buitengewone uitgaven, nr.
XVIII, 1960). |
VI. | Goeden Yever tot het Vaderland, ter blijder Inkomste van den
conincklycken Prince Ferdinand van Oostenryck, Cardinael Infant, Gouverneur der
Nederlanden ende Bourgoignen, binnen de Stad Ghend. Uytghegheven door Justus De Harduyn Priester, ende David vander
Linden, beyde ingheborene der selve stede. T'Antwerpen, bij Hendrick Aertssens, inde witte Lelie, 1635.
Een opsomming van verspreide gelegenheidsgedichten en van vermiste
werken werd opgenomen in onze de Harduwijn-monografie (1926), blz. 157-162. |
| |
B. Voornaamste literatuur in verband met ‘Roose-mond’.
1830 | J.M. Schrant, Uitgelezen Dichtstukken van Justus de
Harduyn (Zalt-Bommel, 1830). |
1913 | R. Foncke, Een zeldzaam Boekje (Het Boek, febr. 1913,
blz. 49-53). |
1917 | R. Foncke, Justus de Harduyn (De Nieuwe Gids, XXXII jg.
1917, blz. 116-131, 273-291). |
1922 | O. Dambre, Justus de Harduijn (Vlaamsche Arbeid, jg. 17,
1922, blz. 85-89). |
1923 | O. Dambre, De plaats en beteekenis van J. de Harduijn in de
Nederlandsche literatuurgeschiedenis (Handelingen van het zesde Vlaamsch
Philologencongres, 1923, blz. 100-121). |
1923 | O. Dambre, Onderzoek naar het ontstaan van J. de Harduijn's
Roose-mond (Leuvense Bijdragen, XV-1923, 3). |
1926 | O. Dambre, De dichter Justus De Harduijn, een biographische
en letterkundige studie (Uitg. der Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren,
Univ. Gent, nr. 58, 1926). |
1927 | P. de Keyser, Een onbekend Minnedicht van Justus de Harduyn,
verschenen in 1611 (Versl. en Meded. Kon. Vl. Academie, april 1927). |
1927 | O. Dambre, Cleyne Proefstuxkens uit de Poëzie van
Justus de Harduyn, verzameld en toegelicht (De Sikkel, Antwerpen,
1927). |
1928 | O. Dambre, De Beteekenis van Jacob Ymmeloot's Versleer,
1626. (Nieuwe Taalgids, 22e jg., afl. 4, blz. 181-193). |
1929 | Joris Eeckhout, Literaire Profielen III, blz. 102-128
(Gent, 1929). |
1930 | Anton van Duinkerken, Achter de Vuurlijn (Hilversum,
1930, blz. 61-71). |
1932 | M. Sabbe, Een onopgemerkt Nederlandsch gedicht van Erycius
Puteanus (Versl. en Meded. Kon. Vl. Academie, 1932, blz. 585-589). |
1934 | G. Knuvelder, Bouwers aan eigen Cultuur (Den Haag, 1934,
blz. 105-136). |
1942 | O. Dambre, Justus de Harduwijn. Bloemlezing met
inleiding. (Diest, 1942). |
1952 | O. Dambre, Justus de Harduwijn's Testament en andere
Oorkonden uit het Jaar 1636. (Gent, 1952). |
1953 | E. Rombauts, Geschiedenis van de Letterkunde der
Nederlanden. (Vijfde dl. II, blz. 389-407). |
1954 | M. Brauns, De Harduwijn (Nieuwe Stemmen, juni '54, blz.
201-206; juli '54, blz. 233-242). |
1954 | O. Dambre, Lauwerkrans voor Justus de Harduwijn.
Feestrede. (Cultureel Jaarboek provincie Oostvlaanderen, 1954, blz.
137-172). |
1954 | E. Rombauts, Traditie en Vernieuwing in de zuidnederlandse
letterkunde van de 17e
|
| |
| |
|
eeuw. (Versl. en Meded. Kon.
Vl. Ac. 1954, blz. 318-320). |
1955 | O. Dambre, Nog Venusjankerij (De nieuwe Taalgids, jg.
48, 1955, blz. 102). |
1956 | G. Degroote, Het blonde vrouwentype in de Nederlandse
poëzie voor en tijdens de Renaissance. (Dietsche Warande en Belfort,
1956, nr. 4, blz. 202-214). |
1956 | R. Foncke, Aan wie de kroon? (Versl. en Meded. Kon. Vl.
Ac., nov.-dec. 1956). |
1956 | O. Dambre, Justus de Harduwijn ‘De Weerliicke Liefden
tot Roose-mond’ 1613, ingeleid en met aantekeningen voorzien.
(Zwolse drukken en herdrukken, nr. 21). |
1957 | M.A.F. Ostendorf, De cyclische bouw van de Harduyns bundel
‘De Weerliicke Liefden tot Roose-mond’ (De Nieuwe Taalgids,
50e jg. 1957, blz. 305-314). |
1957 | A.A. Keersmaekers, De dichter Guilliam van Nieuwelandt en de
Senecaans-classieke tragedie in de zuidelijke Nederlanden (passim). (Kon.
Vl. Ac., Gent, 1957). |
1959 | G. Knuvelder (in Handboek tot de Geschiedenis der
Nederlandse letterkunde, 2e dr., II dl., blz. 108-114); 5e dr., II dl.,
blz. 576-581. |
1960 | F.J. Couwenbergh, Een akrostichon in ‘De Weerliicke
Liefden tot Roose-mond’ van Justus de Harduyn. (De Nieuwe Taalgids,
53e jg. blz. 174). |
1960 | O. Dambre, Een akrostichon op naam van Joost de Hardvin na
350 jaar in de Roose-mond ontdekt. (Spieghel Historiael van de Bond van
Gentse Germanisten, jg. 2, nr. 3, blz. 63-64). |
1960 | L.C. Michels, Notities bij de Harduwijns Roose-mond.
(Leuvense Bijdragen, XLIX jg., nr. 1-2, blz. 22-35). |
1960 | O. Dambre, Justus de Harduwijns ‘Tot
Phoebum’-sonnet. (Spiegel der Letteren, 4e jg., nr. 3, blz.
219-223). |
1963 | O. Dambre, Ficiniaanse achtergronden bij Justus de
Harduwijns Roose-mond? (Studia germanica gandensia V, 1963, blz.
45-76). |
1964 | O. Dambre, Betekenis van de ontmoeting Calenus-de
Harduwijn, (Ascania, jg. 7, 1964, nr. 1, blz. 13-20). |
1964 | O. Dambre, De cyclische bouw van ‘Roose-mond’ in
het zoeklicht (Spiegel der Letteren, VII, 1963-64, blz. 208-213). |
1967 | O. Dambre, Der Liefden stille krachten, verzameld en
ingeleid (P.E.N., nr. 53, Heideland Hasselt). |
1968 | F. de Schutter, Snede, pause of steunen. Een onderzoek naar
de functie van de cesuur in het vers van Lucas de Heere, Jan van der Noot,
Justus de Harduwijn. (Liber alumnorum Prof. Dr. E. Rombauts, Leuven 1968,
blz. 189-209). |
1968 | O. Dambre, Onaanvaardbare teksttransplantatie. (Spiegel
der Letteren, 11e jg., nr. 1, blz. 50-52), naar aanleiding van M.C.A. van der
Heijdens Spectrum-heruitgave van ‘Roose-mond’ (1968). |
1969 | F.A.J. Dambre, Twee sonnetten uit Justus de Harduyns
‘De Weerliicke Liefden tot Roose-mond’ als voorbeelden van
creatieve imitatio. (Spiegel der Letteren, 12e jg. 1969-1970, nr. 1, blz.
24-29). |
1970 | O. Dambre, Nog aanvullende Wetenswaardigheden over Justus de
Harduwijn. (Spiegel der Letteren, 13e jg., 1970-71, blz. 200-209). |
|
|