De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
XVIII.Mijn hert en mijnen wensch volghen u schoonheydt naer
Ga naar voetnoot1:
Het is buyten mijn macht de die meer te weer hauwen
Ga naar voetnoot2:
D'een in schoon woorden leeft, d'een in ydel betrauwen
Ga naar voetnoot3:
En bringhen my alsoo in anxst, en droefheydt swaer.
5[regelnummer]
En als sy wel aensien de tortse-lichten
Ga naar voetnoot5 claer
Uw's ooghen, die my eerst ter liefde quaemen stauwen
Ga naar voetnoot6;
Van sijn verwaentheydt groot beghint hem d'een te
rauwen
Ga naar voetnoot7:
D'ander oock om sijn vlugh lichtveerdigh
Ga naar voetnoot8 maeckt misbaer.
En zijnde dan gherackt door hun
Ga naar voetnoot9 brandende
straelen,
10[regelnummer]
D'een sietmen in het vier, d'ander in de locht
dwaelen:
Daer claeghende, twee-zijts ghescheeden van elckander
Ga naar voetnoot11.
Ten helpt noch naer-gheschal
Ga naar voetnoot12,
noch d'handt naer die te recken.
Helaes! k'en kan de self' tot my niet weer ghetrecken
Ga naar voetnoot13.
Den wensch een voghel is, het hert eenen Salmander
Ga naar voetnoot14.
|
|