De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
XI.Mijn hert en t'spieghel-glas toonder
Ga naar voetnoot1 van u
ghesicht,
T'welck claerelijck uytdruckt u sel'saem
Ga naar voetnoot2 schoonicheden,
Behelsen in hen self twee vremde teghenheden
Ga naar voetnoot3:
Want den spieghel is ys, mijn hert een vlamme licht.
5[regelnummer]
Wt uwen spieghel stracx dijn schoon ghedaente swicht,
Ga naar voetnoot5
Soo saen als ander beeld daer in hem comt besteden
Ga naar voetnoot6.
Mijn hert onthaudt altijdt u aensicht wel besneden
Ga naar voetnoot7.
En om ander dan dat, en is gheen plaets ghesticht
Ga naar voetnoot8.
Ist dat de Sonne compt op uwen spieghel raeyen
Ga naar voetnoot9,
10[regelnummer]
Haer schijn doet sy daer op als eenen blixem
draeyen,
En door uw's ooghen Sonn' blijft mijn hert onverstelt
Ga naar voetnoot11:
Anders dan dat sy g'heel het selve doet van binnen,
Met haer straelighe cracht door stil vier overwinnen
Ga naar voetnoot12,
Soo den brand-spieghel
Ga naar voetnoot14
doet van verr' sonder ghewelt.
|
|