De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Liedeken.Schoon ooghe! die u sien en niet terstont en minnen,
Sijn steen, yser en stael, en van ghevoel verdooft.
Want Cupido sou self daerme branden van binnen,
Waer hy
Ga naar voetnoot4 van sijn ghesicht te voren niet berooft.
5[regelnummer]
Schoon oogh'! aen die de Liefd' sijn tortse doet ontsteken
Ga naar voetnoot4,
Tusschen u en de Sonn' vind'ick groot onderscheydt:
Ghy doet mijn ooghen, laes! als twee fonteynen leken
Ga naar voetnoot7,
De Sonne die verdrooght alderley vochticheydt.
Schoon ooghe! die daer dient den minnaer voor een baecke
Ga naar voetnoot9,
10[regelnummer]
Die my nu zuer, nu zoet toebiedt
Ga naar voetnoot10 tot
mijnen loon,
Als ick wel aensie, hebb' ick een herte-braecke
Ga naar voetnoot11,
Als ick u niet en sie, dan sterv' ick duysent doon
Ga naar voetnoot12.
Schoon ooghe! die daer
Ga naar voetnoot13 meynt teghen u straelen lichte
Verwaendelijck te sien, valt stracx
Ga naar voetnoot14 in swaeren noot:
15[regelnummer]
Want als den Basilisck doodt ghy met u ghesichte
Ga naar voetnoot15;
Maer het kan gheven weer het leven naer
Ga naar voetnoot16 de doot.
| |
[pagina 88]
| |
Schoon ooghe! die int stil
Ga naar voetnoot17 betoovert hebt mijn sinnen,
Die my met u gheraey, t'saemen
Ga naar voetnoot18 gheneest en wondt,
Te recht ghelijck ick u by den sangh der meyr-minnen
Ga naar voetnoot19:
20[regelnummer]
Want door u soeticheydt bederv' ick uyt den
grondt
Ga naar voetnoot20.
Schoon ooghe! die daer siet mijn verholen ghedachten,
Sonder datmen nochtans u doot-steeck wordt ghewaer;
Hem hoefde seker wel Perseus schilt ende crachten
Ga naar voetnoot23
Die sonder anxst en vrees' u zoud' eens commen
naer.
25[regelnummer]
Schoon oogh! ghy wort voorwaer by d'Ursel wel gheleken
Ga naar voetnoot25,
Die haeren strael verschiet
Ga naar voetnoot26 in t'ghene sy gheraeckt:
Want ghy doet insghelijcx, ghy laet u schichten steken,
Inde wond die ghy vreet
Ga naar voetnoot28 in
mijn hert hebt ghemaeckt.
Schoon oogh! hemelsche torts', die my licht
Ga naar voetnoot29 by en verre,
30[regelnummer]
En alle mijn verdriet maeckt aenghenaem en
soet;
Die u hier niet en acht te zijn de morghen-sterre
Is blindt, nijdigh, en dwaes, iae onweert
Ga naar voetnoot32 alle goet.
Schoon oogh'! lichtende baeck, vol wonderbaere crachten
Als ick u niet en sie, soo lev'ick in siens-noot
Ga naar voetnoot34:
35[regelnummer]
Boven Sonn' ende Maen moet ick u nuttigh
Ga naar voetnoot35 achten,
Want in u raeyssel
Ga naar voetnoot36 light mijn
leven en mijn doot.
|
|