De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
X.T'en sijn gheen ooghen, t'zijn twee Goden al veel eer
Spannend' hunlieder
Ga naar voetnoot2
macht boven der Princen croone.
Goden? t'en zijn
Ga naar voetnoot3 voorwaer. Het zijn twee hemels schoone,
Welck eventlijck als die voort-wenden hunnen keer
Ga naar voetnoot4.
5[regelnummer]
Hemels? o neen. Het zijn twee sonnen, min noch meer
Vlammende dan
Ga naar voetnoot5/6
Titan, uyt den ghesterden throone
Ga naar voetnoot6.
Sonnen? neen. blixems zijn't, dienende tot veurthoone
Ga naar voetnoot7
Van t'onweer dat de Liefd' den minnaer dreyght soo seer.
Want waeren't Goden, hoe souden sy zijn soo quaet?
10[regelnummer]
Hemels? hoe comt dan, dat den loop oneffen
Ga naar voetnoot10 gaet?
Sonnen? ten kan niet zijn: want de Sonn' is aleene.
Blixemen? neen: sy zijn te langh-durigh voorwaer.
Nochtans wil ick de die nu noemen in t'ghemeene
Ga naar voetnoot13
Ooghen, Goden, hemels, Sonnen en blixems claer.
|
|