De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
IX.Uw' ooghen, Roose-Mond, doen my vlammigh onsteken
Ga naar voetnoot1
U blond-vergulden hair verwerrent
Ga naar voetnoot2 mijn
ghemoedt,
U schoon-besneden hant vercruypen
Ga naar voetnoot3
doet mijn bloedt,
En u soet-wijse spraeck doet mijn sinnen door-leken
Ga naar voetnoot4.
5[regelnummer]
Uw' ooghen sijn by t'licht der sterren wel gheleken
Ga naar voetnoot5,
U blond-vergulden hair de Sonn'
Ga naar voetnoot6 benijden
moet,
Uw' handt aen t'wit yvoor, en t'marmer schande
doet,
En u soet-wijse spraeck can stael en yser breken.
Uw' ooghen zijn mijn vier, u hair is mijnen bandt,
10[regelnummer]
Mijn leven en mijn doot staen t'saemen in u
handt
Ga naar voetnoot10,
En u soet-wijse spraeck is my een herte-braecke
Ga naar voetnoot11.
Siet hoe ick ben bestelt, die noynt rust en beseef
Ga naar voetnoot12:
Sedert dat Cupido in mijn ionck herte
schreef,
Uw' ooghen, u blond hair, u handt, u soete spraecke.
Ga naar voetnoot#
|
|