De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
SonnetGa naar voetnoot#Is dan in die claer beeck, in die beeck van Castaele
Ga naar voetnoot1
Oyt yemand soo ghedoopt
Ga naar voetnoot2 ghelijck
dit Musen-kindt?
Of heeft der Musen Godt oyt eenigh Gheest bemint
Ga naar voetnoot3,
Soo
Ga naar voetnoot4 hy doet dit schoon
licht der Neder-landsche taele?
5[regelnummer]
T'en is niet moghelijck. Want t'blijckt al t'eenemaele
Ga naar voetnoot5
Door dit gheest-vroedigh werck diep-sinnelijck versint
Ga naar voetnoot6;
Een werck waer Roose-Mond Cupido self
verwint,
Hem quetsend' in het spits
Ga naar voetnoot8 van haerder ooghen straele.
Als ick dees Roose-Mond sach eerstmael
uytghestelt
Ga naar voetnoot9,
10[regelnummer]
Daer d'afbeeltsels in-schoon van dese Blom ghebreken
Ga naar voetnoot11,
Verlaet u Phyche schoon, ghy tooverende wicht
Ga naar voetnoot12;
In desen Roose-Mond wel ander schoonheydt licht
Ga naar voetnoot13,
Niet weerd om eens by haer te moghen zijn gheleken
Ga naar voetnoot13/14.
Aensiet de diepte Ga naar voetnoot#.
f. vander beken. | |
[pagina 167]
| |
In Rythmis his nihil offendi quod honestati, aut
Christianis moribus adversetur, quare pote-
runt ad honestam multorum recreationem prae-
lo committi, & divulgari
Ga naar voetnoot#.
Laur. Beyerlinck Ga naar voetnoot# S. Theol. Licent. Canon. & Censor Antverp.
Met gratie ende Privilegie, voor ses Iaeren Ga naar voetnoot#.
Buschere. |
|