De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
T'Samen-clapGa naar voetnoot#tuschen den wegh-gangher met het Duyfken.Den Wegh-ganger.
Galle-loos Duyfken, my doch ontdeckt
Ga naar voetnoot1
Van waer ghy comt, waer heen ghy treckt.
Hoe ist, seght my, hoe macht
Ga naar voetnoot3
ghebeuren
Dat van u scheen
Ga naar voetnoot4
soo zoete gheuren,
5[regelnummer]
Als ghy des hemels baene snijt
Met u ontploken
Ga naar voetnoot6
vlercken wijt?
Het Duyfken.
Wat gaet u aen
Ga naar voetnoot7 van waer ick comme?
Waer heen, waer toe, wanneer, waeromme,
| |
[pagina 134]
| |
Mijn Meester heeft my nu terstont
10[regelnummer]
Gheschickt
Ga naar voetnoot10 naer
sijnen Roose-Mond,
Die voorder
Ga naar voetnoot11 streckt haer
heerschappije
Dan een Vorstinn' van desen tije
Ga naar voetnoot12.
Van Venus heeft hy my ghelicht
Ga naar voetnoot13
Met een lof-liedt ghestelt in dicht:
15[regelnummer]
Nu zijnde sijn, moet hem gherieven
Ga naar voetnoot15
In het draeghen van sijne brieven,
Hy wilt my corts daer af ontslaen
Ga naar voetnoot17,
Maer ick en wil van hem niet gaen
Ga naar voetnoot18.
Want wat sou my dat moghen baeten
20[regelnummer]
Te vlieghen lancx velden en straeten,
Beeten
Ga naar voetnoot21 alomm' vry en verlost
En altijts t'eten wilden cost;
Nu et' ick
Ga naar voetnoot23 brootjen uyt
sijn handen,
Ick drincke wijn van vremde landen,
| |
[pagina 135]
| |
25[regelnummer]
Die hy my claer en suyver schinckt
Ga naar voetnoot25
Soo hy dien self ghewoone
Ga naar voetnoot26 drinckt.
Als ick dan somtijts droncken singhe,
En mijnen Meester vreught aenbringhe,
Rondom belommert en ghedeckt
30[regelnummer]
Met mijn vlercken wijt uytghestreckt,
Soo vall'ick achter naer
Ga naar voetnoot31 met luste
Op 't cantjen van sijn luyth in ruste.
Hier hebt ghy t'gros
Ga naar voetnoot33 van
al mijn spel:
Oorlof dan, Vriendt, en vaert doch wel,
35[regelnummer]
G'hebt my doen clappen op mijn trauwe
Ga naar voetnoot35
Al veel gheringher dan een cauwe
Ga naar voetnoot36.
|
|