De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
XVI.U crunckel-werrigh
Ga naar voetnoot1 hair is den band, Roose-Mond,
Daer mijnen vrijdom, laes! lestmael wiert in ghedreven
Ga naar voetnoot2:
U handen hebben t'vier eeuwigh in my doen leven:
U
Ga naar voetnoot4 ooghen hebben my ghequetst
mijns herten grond.
5[regelnummer]
Den band is sterck, het vier is heet, en onghesond,
Maeckt my de wond' in t'hert soo listelijck ghegheven
Ga naar voetnoot6,
Nochtans heb ick den prijs der gheen altijdt verheven
Ga naar voetnoot7
Die my hebben ghecnoopt, verbrandt ende doorwond.
Omme t'ontcnoopen dan, uytghieten
Ga naar voetnoot9, en
ghenesen,
10[regelnummer]
Dien vasten cnoop, dien brandt, die snerckende
Ga naar voetnoot10
quetsuer,
K'en hoeve t'hebben mes, waeter, noch meester-kuer
Ga naar voetnoot11:
Want mijn hert, t'welck verhopt dat
Ga naar voetnoot12
eens sal beter wesen,
En wilt ghehinghen niet, da'ck my loss'
Ga naar voetnoot13 uyt dees pijn
Met mes, waeter, of oock cruyden die heylbaer
Ga naar voetnoot14 zijn.
|
|