De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermdX. Het overgenomeneBehoudens een verre motieven-samenklank met klassieke en neo-latijnse Amor-literatuur, en behalve dat de nederlandse vorm van het van der Nootse alexandrijnen-sonnet hem moet voorgezweefd hebben, is er een in 't oog vallende overeenstemming met het Plejade-petrarcisme. De titel van de bundel; de uiterlijke cyclus-structuur: een krans van sonnetten, met er tussenin gevlochten oden, liedekens, portretten (blazoenen), | |
[pagina 49]
| |
elegieën als verinnigingsmomenten of speels uitrankende verbeeldingen; de alexandrijn naar ‘franse maat’ Ga naar voetnoot1, met staande cesuur, viersnedigheid en vaak anapestische deining en eindslag; het sonnet met symmetrische inslag, antithesen, herhalingen, climaxen en geijkt rijmschema (abba, abba, ccdeed, - of ccdede, of cddcee); dan de innerlijke gang: bekoring van de geliefde, teleurstelling en bezinning - gezien in het prisma van bewonderde modellen; ook natuurlijk Caudrons inleidend pleidooi: het is alles Plejade-echo. Maar belangrijker is de vraag, welke eigen stempel de nadichter daaraan heeft gegeven, en of hij er in geslaagd is ‘het overgenomene tot een homogeen en persoonlijk resultaat’ Ga naar voetnoot2 te integreren. |
|