De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
XXIII.Dat waer der goden wil andermael nu t'herlijven
Ga naar voetnoot1
Vervoert hebben den prijs elck in t'sijne besonder
Ga naar voetnoot3
In beeld-sne, schildery en boecken om te blijven
Ga naar voetnoot4,
5[regelnummer]
Om snijden, trecken uyt, en in schoon dicht te drijven
Ga naar voetnoot5,
Op coper, bert, papier van alle dinck verconder
Ga naar voetnoot6;
En
Ga naar voetnoot7 souden u blond hair, uw' oogh', u
schoonheyds wonder,
Met beytel, met penceel, noch met de pen beschrijven.
Daerom wat hoeve ick dan te maecken groot versouck
Om snijders, schilders oock, en om dees dichters clouck
Ga naar voetnoot10
Beytel, verruwe, of inckt, o mijn goddinne
Ga naar voetnoot11 reyne?
De conste faelen kan, de handt, en d'ooghe me:
10[regelnummer]
Mijn hert sal dienen dan voor u schoonheydt, in
ste
Van
Ga naar voetnoot13 coper, en van bert en van papier aleyne.
|
|