De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
XLIII.Ist dat ick, Roose-Mond, u druckelijck
Ga naar voetnoot1 verclaere
d'Ondraeghelijcke pijn, die'ck om u wreetheydt ly
Ga naar voetnoot2;
Ghy achtet al voor raes
Ga naar voetnoot3, en laet my kermen vry,
En anders gheenen troost word' ick van u ghewaere.
5[regelnummer]
Ist dat ick boven dien, de wond u openbaere,
Die door Cupidons schicht inwendigh my blijft
by;
Ghy grinckelt over zijts
Ga naar voetnoot7, en keert u oogh' van my,
Al of dit t'saemen al niet siens-weerdigh
Ga naar voetnoot8 en waere.
O Salamander wreet
Ga naar voetnoot9 besitster van mijn hert!
10[regelnummer]
Die in mijn pijne leeft, en in mijn heete
smert,
En overwint mijn vier door uw' ijs-couwe sinnen
Ga naar voetnoot11:
Naer dat
Ga naar voetnoot12 ghy my
ontreckt u sorgh', en heylbaer handt,
Vercoelt met eenen
Ga naar voetnoot13 oock uw's ooghen stercken brandt,
Op dat hy my niet gh'eel in asschen keer
Ga naar voetnoot14 van
binnen.
|
|