De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
XXXIII.Hola! wat voys is dit? wie hauwt hem hier versteken
Ga naar voetnoot1?
Segh' ick iae, hy seght iae: segh ick neen, hy seght
neen:
Lach' ick, hy lacht met my: hy weent, ist dat ick
ween:
Swijgh' ick stil, hy swijght me
Ga naar voetnoot4: spreeck ick, ick hoor
hem spreken.
5[regelnummer]
Sucht ick eens overluyt, het hert schijnt hem te breken
Van swaer moedigh ghesucht, datmen van hem hoort scheen
Ga naar voetnoot6:
Roep' ick eens Roose-Mond, anders en roept hy
gheen:
Segh' ick haer wat te naer, hy caut van
Ga naar voetnoot8 haer ghebreken.
Maer hoe! sou sy wel self onder dees loovers groen
10[regelnummer]
Haer hauden stil bedeckt, en my dees fuycken
doen
Ga naar voetnoot10,
Om te weten of ick ter deghen
Ga naar voetnoot11 haer
beminne?
Neen, neen: t'is seker raes
Ga naar voetnoot12: s'en kan dit gheenssins zijn:
Want heur
Ga naar voetnoot13 hert is altijdt
weerspannigh van het mijn,
En die'ck hier erghens hoor', is eens met my van sinne
Ga naar voetnoot14.
|
|