De weerliicke liefden tot Roose-mond
(1956)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |
L.Naedemael
Ga naar voetnoot1 dat ick
voel mijn ionghe ieughd verdrooghen,
En meer en meer de dood te commen my ontrent;
Ick wil van desen dagh maecken mijn
Testament,
Te wijl dat mijn verstandt, en sinnen dat ghedooghen
Ga naar voetnoot4.
5[regelnummer]
Eerst dan om Roose-Mond mijn ionste bet te tooghen
Ga naar voetnoot5,
Will' dat sy erfghenaem van mijn liefd' zy bekent
Ga naar voetnoot6:
Mijn Trauw' stell'ick haer hert, g'heel, gaeve en
ongheschent
Ga naar voetnoot7:
Mijn siele beveel ick
Ga naar voetnoot8 in't paradijs heurs ooghen:
Het diepste van haer hert verkies' ick voor mijn
graf:
10[regelnummer]
Ick ionne mijn verdriet aen haere wreetheydt
straf
Ga naar voetnoot10,
Daer by al mijn ghesucht en mijn traenen in 't stille
Ga naar voetnoot11.
En op dat dit sou zijn volbracht in al sijn leen
Ga naar voetnoot12,
Volbringhers bey
Ga naar voetnoot14 te zijn, van mijnen lesten wille.
|
|