Van Brabant die excellente cronike(2016)–Anoniem Alderexcellenste cronyke van Brabant, Die– Auteursrechtelijk beschermd Inhoudsopgave DIe tafele beghint hier vanden eersten deele der Cronijcken vanden lande van Brabant. Die prologe vanden eersten. Dat tweede capitel. Vander proprieteyt ende condicien des lants van brabant ende der brabanteren, bi warachtiger bediedenissen des woorts Brabancia bi .ix. letteren. Dat .iij. capitel. Van die heylige maget sinte Gheertruyt Dat .iiij. capitel. Van sinte Amelbergen des hertogen Pippijns suster dochter die vijf heylighe kindren hadde. Ende eerst sal hier int corte verclaert werden die historie van sinte Reynelt haer dochter Dat .v. capitel. Van sinte Goedelen harer suster die rust te Bruessel. Dat .vi. capitel. Van sinte Pharelt sinte Goedelen suster Dat .vij. capitel. Vanden heyligen ghesusteren sinte Aldegondis ende sinte Woutruydt. Dat .viij. capittel. van die heylighe maget sinte Ermelyne, nichte vander heyligher maghet sinte Gheertruyden ende van sinte Begghen. Dat .ix. capitel. Vander heiliger maget sinte Berlindis. Dat .x. capitel. Van de heylige maghet sinte Reynoffele van Yncourt. Dat .xi. capitel. van sinte Oede weduwe Dat .xij. capitel. Van sinte Arnout marcgraue des heilich rijcx ende namaels bisschop van Mets Ende van sinte Wandregisilius sinen neue. Dat .xiij. capitel. Van sinte Landraden abdisse Dat .xiiij. capitel. Van die heylighe maghet sinte Amelberge, die welck Karel die grote gheerne tot eenen wijue ghehadt hadde. Dat .xv. capitel. Van sinte Alaert abt ende confessoor. Dat .xvi. capitel. Van Sinte Truyt priester ende confessoor. Dat .xvij. capitel. Van sinte Veroen ende sijnre suter sinte Verone Dat .xviij. capitel. Vander heiliger maget sinte Dignen martelerssen rustende te Gheele. Dat .xix. capittel. Van sinte Gommaer van Liere den heyligen confessoor. Dat .xx. capitel. Vanden heyligen martelaren sinte Rombout, ende ooc van sinte Lybrecht des grauen sone Ado Dat .xxi. capitel. Van sinte Wybert van Gemelours. Dat .xxij. capitel. Van sinte Wijden van Anderlecht, ende vanden eerwerdigen Wonodulphus deken van Anderlecht Dat .xxiij. capitel. Van sinte Arnout een ridder in Brabant, ende daer na abt ende bisscop te Soyson in Vrancrijcke. Dat .xxiiij. capitel Vanden deuoten Bonifatius bisscop van Losanen geboren te Bruessel in Brabant. Dat .xxv. capitel. Van sinte Marien van Oygnyes Dat .xxvi. capitel. Van meester Jacob van Vytri regulier tot Oegnyes ende daer na cardinael. Dat .xxvij. capitel. Vanden deuoten broeder Arnout conuers te Villiers. Dat .xxviij. capitel. Van sinte Jden Godeuaerts van Billyoens moeder Dat .xxix. capitel. Vander heyliger sinte Jden van Nyuele Dat .xxx. capitel Van sinte Jden van Leeuwen. Dat .xxxi. capitel. Van sinte Jden van Louen Dat .xxxij. capitel. Van die heylige maghet Lutgaert van Ewyers Dat .xxxiij. capitel. Van broeder Thomas die compositoer des boecx vander Byen. Dat .xxxiiij. capitel. Van vele doorluchtige oft heylige personen in Brabant Dat .xxxv. capitel. Van Margrietken van Louen geheten fyere Margrietken Dat .xxxvi. capitel. Vander ellendiger Marien martelersse ende maget Dat .xxxvij. capitel. Vanden deuoten heere Jan van Ruysbroeck eerste prior van Groenendale den clooster Dat .xxxviij. capitel. Van broeder Jan den goeden cock van Groenendale Hier beghint dat ander deel der Cronijcken van Brabant. Dit is die tafel vanden tweesten boeck vander Cronijcken Dat eerste capittel Vanden beginne der Troyanen tot Brabon ende Karle beyde kinderen van Francio. Dat .ij. capitel. Van Brabon eerste coninc van Agippinen die den ruese versloech Ende van Kaerlen sijnen broeder here van Tongeren, beyde kinderen van Francion. Ende van Julius cesar, ende vanden keyser Octauianus Dat .iij. capitel. Van Karel Brabons soone die .ij. coninc van Agrippinen ende sinen nacomeren tot Anises toe, die de xij. coninc van Agrippinen was ende wert kersten, also hier na verclaert sal werden Dat vierde capitel. [bis] Prologe op den boome oft linie der princen oft hertogen in Brabant Dat .v. capitel. Vanden tweeden deele deser cronijken is van Ansises den .xij. coninc van Agrippinen daer den boom oft linie op beghint Dat .vi. capitel. Van Brabon Ansises sone den eersten kersten prince in Brabant, ende hoe hi die stadt van Landen makede ende meer ander dingen Dat .vij. capitel. Vanden tweeden kersten Brabone Dat .viij. capitel. Vanden derden Brabone prince van Brabant. Ende hoe coninc Clodoueus kersten wert Dat .ix. capitel van karlemanne den .iiij. prince van Brabant op Haspegouwe. Dat .x. capitel. Van Pippine van Landen geheeten sinte Pippine die alre eerste hertoge van Brabant, ouermits dye grote getrouwicheit, die hi der cronen van Vrancrijcke dagelicx was doende Dat .xi. capitel Vanden leuen van sinte Jtten des voorseyden Pippijns huysurouwe Dat .xij. capitel Van hertoge Grimoalden den tweeden hertoge van Brabant Dat .xiij. capitel Van sinte Beggen hertoghinne van Brabant. Ende van Angise haren man Dat .xiiij. capitel. Van Pippine van Herstale die derde hertoge Dat .xv. capitel. Van hertoge Karel marteel den vierden hertoge van Brabant die grote oorloge hadde op menigerhande volcke, als Spaenschen, Swauen, Beyerschen. etcetera. Dat .xvi. capitel. Van cleyn Pippijn die vijfste hertoge in Brabant die coninc van Vrancrijcke wert Dat .xvij. capitel. Vanden historien ende schone gesten ende duechdelijke leuen ende striden vanden groten sinte Karelconinc van Vrancrijcke ende de seste hertoge van Brabant ende Lothrijke, ende namaels Roomsche keyser int corte ghetrocken wt diuerschen boecken. veel dingen achterlatende diemen daer af leest, die meer voor logenen dan voor warachticheyt gehouden werden Ende eerst van zijn duechdelicke zeden, wijsheden, ende stercheden. Dat .xviij. capitel. Hier na volcht de scone historie vanden stride des lants van Spaengien, twelc coninc Karel bi beuele van sinte Jacob totten kersten geloue met veel arbeyts bekeert heuet. Ende is wten latijn in duytsche int cort wten tractate dat die eerweerdige bisscop Tulpijn van Riemen daer af ghemaect heuet die selue daer mede was. Dat .xix. capitel. Van Lodewijc die goedertieren keyser ende coninc die .vij. hertoge van Brabant. Dat .xx. capittel Van dese goedertieren Lodewijcx kinderen, hoe vreeslijc dat si teghen malcander streden ende hoe si weder versoenden, ende hoe karel de Caluwe coninc wert Ende vanden Denen ende Noorwegers Dat .xxi. capitel. Van coninc Lodewijc de Lispere Ende hoe die Denen ende Noorwegers werder int lant quamen Dat .xxij. capitel. Hoe vrancrijcke gregeert wert na coninc Lodewijcx doot die lispere Ende van Kaerlen die simpele sinen sone Dat xxiij. capitel. Hoe vrancrijc na kaerle die simpele gheregeert wert. Ende van Lodewijc die simpele sinen sone Dat .xxiiij. capittel Van coninc Lotharijs Lodewijcx sone Ende vander orloghen tusschen hem ende den tweesten keyser ende coninc Otto Dat .xxv capitel. Hoe hertoge Karel van Lothrijc ende brabant vander cronen berooft wert van Hugen den graue van Parijs gheheeten Capet. Ende vanden groten strijde die si hadden Dat .xxvi. capitel. Van hertoge Otto karels sone, ende hoe Lothrijc een deele van Brabant na sijn doot quam inden handen vanden graue van Ardennen. Ende vanden anderen hertogen Dat .xxvij. capitel. Van Gerberga grauinne van Louen ende Bruessel, ende van Lambrecht metten baerde haer man Ende vanden anderen grauen van Louen ende Bruessele tot Godeuaert met den baerde toe Dat .xxviij. capitel Hoe die vaert ouer zee began totten heiligen lande die sere swaerlic toe ghinc Ende hoe dat Godeuaert van billioen hertoge van lothrijke metten kersten heren Jerusalem wan. Dat .xxix. capitel. Van Godeuaert metten baerde hoe hi thertochdom wedercreech ende vanden onderscheyde van Lothrijcke ende van Brabant ¶Dat .xxx. capitel. Vanden tweesten hertoge Godeuaert, hoe hi oorlochde op Henrick van Limborch, ende hoe hi sint Truyen beleyde Dat .xxxi. capitel. Vanden derden hertoge Godeuaert die in der wiegen hinc daer die Grimbersche verslagen waren ende gheuangen ¶ Dat .xxxij. capitel. Vanden vromen Henric den eersten hertoge van dien name die die wapen bi hem gefigureert aen nam. Ende hoe die Soudaen theylighe lant weder conquesteerde, ende vanden groten cruysuaet gheordineert op die sarasinen, met meer ander ¶ Dat .xxxiij. capitel. Vanden .ij. hertoge henric gheheten die grootmoedige. ¶ Dat .xxxiiij. capitel. Vanden heyligen coninc sinte Lodewijc van Vrancrijke, ende van sinen doctrinen ende leeringen ¶ Dat .xxxv. capitel. Vanden derden hertoge Henrick geheten die saftmoedige ¶ Dat .xxxvi. capitel. Vanden eersten heroghe Jan van Brabant ende van sijnre huysurouwen. etcetera. Dat .xxxvij. capitel. Vanden tweeden hertoge Jan in wiens tide dat gheuiel den strijt bi Cortrijcke, ende van sinen oorlogen als tegen Mechelen ende daer nae tegen Bruessel ¶ Dat .xxxviij. capitel. Vanden derden hertoge Jan ende vanden plagen dye doen waren, ende van sijnre orlogen inder iuecht ¶ Dat .xxxix. capitel. Hoe coninc Jan van behem in Brabant quam, ende hoe hertoge Jan tweewerf belach Valckenborch ende ten eynde wan hijt, ende noch meer ander dingen ¶ Dat .xl. capitel. Hoe hertoge Jan tegen xvi. lantsheeren orlochde Ende hoe hi sijn sone huwede aen des conincx dochtere van Vrancrijcke ¶ Dat .xli. capitel. Van hertoge Jans tweeste oorloge teghen xvi. lantsheeren bi toebringhene graue Lodewijcx van vlaenderen, ten ocsuyne vander stadt van Mechelen Ende hoe coninc Philips van Vrancrijcke die sake op nam. etcetera. Dat .xlij. capitel. Hoe coninc Eduwaert die derde in Brabant quam ende van sinen orlogen op Vrancrijcke ende van iammerlike iaren. etcetera. ¶ Dat .xliij. capitel. Hoe hertoge Jan van brabant voorseyt sijn sonen ende dochteren te huwelic bestede Ende vanden strijde die hi op die Ludikers wan Dat .xliiij. capitel Vanden orloge die na hertoge Jans doot op stont tusschen Brabant ende vlaenderen Ende hoe graue Lodewijc te mechelen ontfangen wert. ¶ Dat .xlv. capitel. Vanden wonderlijcken verbonde mit Kaerle den derden keysere Ende voort van graue Lodewijcx orlogen van Vlaenderen tegen Brabant. Ende hoe die ghemeynten van Louen ende van Bruessele onwijslijck op die Vlamingen vochten. ¶ Dat xlvi. capitel. Vander wtspraken ende seggen hertoge willems van Beyeren graue van Henegouwe ende Hollant op tgheschille tusschen hertoge wencelijn ende graue lodewijc Ende hoe graue lodewijc Antwerpen dwanck aengaend den drie mercten ¶ Dat .xlvij. capitel. Hoe die gemeynte te Louen ende te Bruessel op stont Ende hoe hertoge wencelijn Louen beleyde Ende hoe hi voor Rauensteyn trac, daer na in Sauoyen, ende daer na voor Heymersbach twelc hi wan ¶ Dat xlviij. capitel. Hoe hertoge reinout die outste boeder van Gelre wert geuangen van sinen ioncsten broeder Ende hoe die oorloge began tusschen de Brabanders ende die Gheldersche ¶ Dat .xlix. capitel. Hoe dorloge began tusschen hertoge wencelijn van Brabant ende marcgraue willem van Gulick. Ende vanden stride te Baeswildere daer hertoge wencelijn gheuangen wert ¶ Dat .l. capitel. Vander ghemeynten die te Louen opstont Ende hoe die heren te Louen in die pijken geworpen werden Ende hoe hertoge wencelijn Louen weder belach, ende van sijnre doot te Lutzenborch ¶ Dat .li. capitel. Hoe dat oirloge opstont tusschen hertoge Willem van Ghelre ende vrou Janne van Brabant ¶ Dat .lij. capitel. Hoe weder een nieuwe orloge began tusschen brabant ende Gelre ¶ Dat .liij capitel Vanden oore hertogen Philips van Bourgondien Ende sonderlinge van Anthonis sijnen middelsten sone die ruwaert van Brabant wert, Ende van vrou Jannen van Brabant condicien. ende hoe si afliuich wert ¶ Dat .liiij. capitel. Hoe hertoge Antonis van Bourgondien in brabant voor hertoge ontfangen wert, ende van sinen hogen gheslachte Ende hoe hi sijn twee huysurouwen troude ¶ Dat .lv. capitel. Hoe hertoge Anthonis dat lant van Lutzenborch met veel arbeyts hem onderdanich maecte Ende van coninc Segemont van Hongerien ende Behem die ooc roomsch coninc was ende van noch meer ander dingen ¶ Dat .lvi. capitel. Van hertoge Jan Anthonis sone ¶ Dat .lvij. capitel. Vanden huwelijke tusschen hertoge Jan van brabant ende vrou Jacoba hertoge Willems dochter grauinne van Henegouwe, Hollant ende Zeelant ¶ Dat .lviij. capitel. Hoe philips graue van Sintpol ende van Liney hertogen Jans broeder ruwaert van Brabant wert. ende hoe die hertoge metten heere van Heynsberge te Bruessel quam ¶ Dat .lix capitel. Hoe dat oorloge begonste tusschen hertoge Jan van brabant ende die engelsche ¶ Dat .lx. capitel. Vanden eersten hertoge Philips hertoge Jans broeder graue van Sintpol een seer duechdelic prince die nv hertoge van brabant wert Van eenen wonderlijcken monstere dat gheuangen wert ¶ Dat .lxi. capitel. Vanden tweden hertoge Philips die ooc hertoge van Bourgondien was seer vroom ende victorioes ende van sinen oorlogen in veel landen ¶ Dat .lxij. capitel. Noch van hertoge philips. hoe heer Lodewijck die dolphijn van Vrancrijcke bi hem quam dien hij namaels behulpich was totter cronen Ende vander oorlogen in Vrancrijcke ende op dat lant van Ludick Hoe dat here Jan van Koesteyn onthooft wert door dat leelic verraet dat hi op ghestelt hadde den graue Kaerle van Charloys ¶ Dat .lxiij. capitel. Van hertoge Karel van Bourgondien, van Brabant. etcetera. Ende hoe de mogende prince hertoge Kaerle orlochde opt tlant van ludic ende in vrancrijc ende hoe hi de stadt van Ludick wan daer de coninc van Vrancrijc ooc most zijn. ¶ Dat .lxiiij. capittel Noch van hertoge Karels oorlogen in Almanien Zwitsen ende in Loraynen ¶ Dat .lxv. capitel. Van vrou Marie hertoge Karels eenige dochter Ende van hertoge Maximiliaen van Oostenrijck haer man. ¶ Dat .lxvi. capitel. Noch van hertoge Maximiliaen Dat .lxvij. capittel Vanden aertshertoghe Philips van Oostenrijck, ende hoe hi tweeweruen reysde in Spaengien Ende hoe hi coninc van Spaengien wert ¶ Dat .lxviij. capitel. Noch van hertoghe Philips van sijn eerste reysen in spaengien, vander oorloge op Ghelrelant ende vander tweester reysen in spaengien ¶ Dat .lxix capitel. Hoe die eertshertoge Philips in Gelderlant track met groter heyrcracht ende beleyde die stadt van Arnem die hi wan ¶ Dat .lxx. capitel. Hoe die staten vanden landen na die aflijvicheyt van coninck Philips den keyser Maximiliaen weder kosen ende namen tot voocht ende momboor deser landen. Ende vanden payse van Camerijck Vanden alder victorieusten prince Karolus van Spaengien, hertoge van Brabant, ende van sommige gesten bi sinen tijden gheschiet [Bijlage: Transcriptie van de uitklapbladen van fol. 51r (eerste deel) en fol. 4r (tweede deel)